Slaap(126)
Verdwaasd loopt ze verder en ze ziet het hoofd van de jonge arts. Het ligt achteloos op de grond, naast de prullenbak rechts tegen de muur.
Jurek heeft gemikt, maar gemist, denkt ze en ze begint veel te snel te ademen.
Ze loopt door naar waar de vloer droog is terwijl gedachten hol door haar hoofd tuimelen zonder dat ze er samenhang in weet te krijgen.
Het is niet te bevatten dat dit gebeurt.
Waarom nam hij de tijd om dit te doen?
Omdat hij niet alleen maar wilde ontsnappen, beantwoordt ze de vraag zelf. Hij wilde zich wreken.
Plotseling klinken er zware voetstappen uit de doorloop naar het hoofdgebouw. Twee bewakers komen aanrennen, met kogelvrije vesten, wapens en in zwarte kleren.
‘We hebben artsen nodig op de beveiligde eenheid,’ roept Saga.
‘Ga liggen,’ zegt de jongste van de twee en nadert haar lopend.
‘Het is maar een klein meisje,’ zegt de andere man.
‘Ik ben politieagent,’ zegt ze en ze gooit het mesje weg.
Het stuitert rinkelend over het zeil en blijft voor de mannen liggen. Ze kijken ernaar, openen hun holsters en halen hun dienstpistolen tevoorschijn.
‘Liggen!’
‘Ik ga liggen,’ zegt ze snel. ‘Maar jullie moeten alarm...’
‘Gadverdamme,’ schreeuwt de jonge bewaker als hij het hoofd ziet. ‘Godverdegodver...’
‘Ik schiet,’ zegt de andere man met trillende stem.
Saga zakt voorzichtig op een knie en de bewaker haast zich naar haar toe terwijl hij de handboeien van zijn riem haalt. De andere bewaker beweegt zijwaarts. Saga steekt haar handen naar voren en staat op.
‘Geen enkele beweging,’ zegt de bewaker gejaagd.
Ze sluit haar ogen, hoort de laarzen tegen de vloer, voelt zijn bewegingen en doet een stapje naar achteren. De bewaker buigt zich naar voren om haar handen in de boeien te slaan en op hetzelfde moment opent Saga haar ogen en geeft hem een rechtse hoek. Er klinkt een smakkend geluid als ze hem hard boven zijn oor raakt. Ze draait rond en beantwoordt de draaiende beweging van het hoofd met haar linkerelleboog.
Er klinkt alleen een korte klap.
Speeksel spat uit zijn open mond.
De beide slagen zijn zo hard dat het gezichtsveld van de bewaker binnen een tiende seconde samentrekt tot niet meer dan een speldenprik.
Zijn benen klappen onder hem weg en hij merkt niet dat Saga zijn pistool pakt. Ze ontgrendelt het wapen en weet het af te vuren voor hij tegen de grond slaat.
Saga schiet de andere bewaker twee keer recht in zijn kogelvrije vest.
De knallen echoën in de smalle gang en de bewaker doet een wankele pas achteruit. Saga vliegt op hem af en slaat met de kolf het pistool uit zijn hand.
Het wapen klettert op de grond en glijdt in de richting van het bloedspoor.
Saga schopt zijn benen onder hem vandaan, waardoor hij kreunend op zijn rug valt. De andere bewaker rolt op zijn zij en tast met zijn hand over zijn gezicht. Saga rukt de portofoon naar zich toe en doet een paar stappen opzij.
161
Joona wordt bruusk wakker gebeld. Hij was niet langzaam weggedommeld maar meteen weggezakt in een diepe slaap terwijl Disa haar werkkleding aantrok. Het is donker in de slaapkamer, maar het schijnsel van het mobieltje verlicht de muur met een bleke ellips.
‘Joona Linna,’ antwoordt hij zuchtend.
‘Jurek Walter is ontsnapt, hij is uit de...’
‘Saga?’ vraagt Joona en hij komt in bed overeind.
‘Hij heeft een heleboel mensen gedood,’ zegt ze met hysterie in haar stem.
‘Ben je gewond?’
Joona loopt door het appartement en naarmate hij begrijpt wat Saga zegt begint de adrenaline in hem te stromen.
‘Ik weet niet waar hij is, hij zei dat hij jou iets zou aandoen, hij zei...’
‘Disa!’ roept Joona.
Hij ziet dat haar laarzen weg zijn, doet de voordeur open en roept haar naam in het trappenhuis zodat zijn stem echoot in het donker. Hij probeert zich te herinneren wat ze precies zei voor hij in slaap viel.
‘Disa is naar Loudden gereden,’ zegt hij.
‘Sorry dat...’
Joona drukt het gesprek weg, trekt vlug kleren aan, pakt zijn schouderholster met het pistool en verlaat het appartement zonder de deur achter zich op slot te doen.
Hij rent de trappen af, de straat op naar de Dalagatan waar Carlos zijn auto heeft geparkeerd. Terwijl hij rent, belt hij Disa. Ze neemt niet op. Het sneeuwt stevig en als hij de hoge sneeuwwallen op de stoepen ziet vreest hij dat hij zijn auto misschien moet uitgraven.
Hij moet inhouden voor een bus die zo dicht langs hem rijdt dat de grond schudt. De zuiging voert verse sneeuw van een lage, brede muur mee.
Joona holt naar zijn auto, stapt in en rijdt dwars over de sneeuwwal, schraapt met de zijkant langs een geparkeerde auto en geeft gas.
Als hij snelheid maakt langs het park Tegnérlunden richting de Sveavägen, vliegt de losse sneeuw in zachte brokken van de auto.