Reading Online Novel

Slaap(129)



Hij komt uit bij aanlegplaats 5 en kijkt rond. Zijn hart gaat als een razende tekeer. Een havenarbeider met een helm op praat in een walkietalkie. Sneeuw valt in het licht van de schijnwerpers, wervelt boven het zwarte water.

Een enorme kraan op rails is bezig een containerschip naar Rotterdam te laden.

Joona ziet een glimp van de rode container met de letters Hamburg Süd en begint te rennen.

Zo’n honderd containers met verschillende kleuren en rederijnamen zijn al achter de nieuwe ingeladen.

Twee havenarbeiders in stevige kleding en knaloranje veiligheidsvesten lopen snel over de kade. Een van hen wijst in de richting van de hoge kapiteinsbrug van het schip.





164


Joona tuurt door de dicht vallende sneeuw, springt over een betonnen balk en komt bij de kade. Het drijfijs in het zwarte water slaat rinkelend tegen de romp van het schip. De geur van zee wordt vermengd met die van diesel uit de vier rupsbandtractoren.

Joona klimt aan boord, loopt snel langs de reling, duwt een krat met harpsluitingen opzij en vindt een schep.

‘Hé daar,’ roept een man achter hem.

Joona trapt dwars door een natte kartonnen doos, rent verder, ziet tussen bahco’s, hijshaken en een roestige ketting een voorhamer liggen. Hij gooit de schep neer, pakt de hamer en rent naar de rode container toe. Die is groot genoeg voor vier auto’s. Hij slaat er met zijn hand op en er klinkt een doffe echo in het metaal.

‘Disa,’ roept hij terwijl hij om de container heen loopt.

Er zit een stevig containerslot op de dubbele deuren. Hij laat de voorhamer omlaag hangen, zwaait hem dan met enorme kracht naar achteren en rond. Een harde knal en gerammel als slot en zegel verbrijzeld worden. Hij laat de hamer op het dek vallen en opent de deuren.

Geen Disa.

In het duister staan alleen twee bmw-sportwagens.

Joona weet niet wat hij moet doen. Zijn blik gaat terug naar de kade, naar de enorme opstelplaats voor containers.

Een terminaltractor met knipperend licht verplaatst stukgoed.

Door de sneeuw zijn in de verte vaag de contouren van Louddens olietanks zichtbaar.

Joona veegt langs zijn mond en loopt terug.

Een kraan plaatst een aantal grijze containers op een goederentrein en meer dan driehonderd meter verderop, in een hoek van de kade, rijdt een vrachtwagen met een vuil dekzeil het roro-schip naar Sint-Petersburg op.

Daarachter volgt een truck met een rode iso-container.

Aan de zijkant van de container staan de woorden Hamburg Süd.

Joona probeert uit te maken wat de snelste route is.

‘Je mag hier niet komen,’ roept een man achter hem.

Joona draait zich om en ziet een grote havenarbeider met helm, knaloranje veiligheidsvest en stevige handschoenen.

‘Rijksrecherche,’ zegt Joona vlug. ‘Ik zoek naar een...’

‘Hou je kop,’ kapt de man hem af. ‘Het maakt niet uit wie je bent, je mag niet zomaar aan boord...’

‘Bel je baas en zeg hem dat...’

‘Jij wacht hier, dan kun je alles aan de bewakers uitleggen die zo...’

‘Hier heb ik geen tijd voor,’ zegt Joona en hij draait zich om.

De havenarbeider pakt hem stevig bij zijn schouder. In een reflex draait Joona rond, slaat zijn arm over de arm van de man en draait zijn elleboog omhoog.

Het gaat heel snel.

De havenarbeider moet vanwege de pijn in zijn schoudergewricht achteroverbuigen en Joona schopt in dezelfde beweging zijn voeten weg, waardoor hij onverwachts valt.

In plaats van de arm te breken, laat Joona hem los, waardoor de man op de grond ploft.

De grote kraan dreunt en het wordt plotseling donker als het licht van de schijnwerpers wordt belemmerd door de lading die nu recht boven hem hangt.

Joona pakt de voorhamer en loopt snel weg, maar een jongere havenarbeider in veiligheidskleding met een zware bahco in zijn hand verspert hem de weg.

‘Kijk uit,’ zegt Joona met zware stem.

‘Je moet hier wachten tot de mensen van beveiliging er zijn,’ zegt de havenarbeider met bange ogen.

Joona stoot met zijn hand tegen de borst van de man om erlangs te kunnen. Die doet een stap opzij en haalt dan uit met de bahco. Joona stopt de slag met zijn arm, maar wordt toch geraakt op zijn schouder. Hij kreunt van de pijn en verliest zijn greep om de hamer. Met een bons belandt die op het dek. Joona grijpt de achterkant van de helm van de havenarbeider, trekt hem naar beneden en slaat de man hard boven zijn oor, zodat hij op zijn knieën zakt en het uitschreeuwt.





165


Joona rent door de sneeuw langs de kade, de voorhamer hangt naast zijn zij. Hij hoort geroep achter zich. Grote ijsschotsen draaien zich om in de waterbrij. Het water stijgt, wordt tegen de kade gedrukt en spuit omhoog.

Joona rent de roro-laadklep op, de veerboot naar Sint-Petersburg in. Hij loopt langs de rijen warme, dampende personenauto’s, trailers en vrachtwagens. Het licht komt van lampen in de wanden. Achter een grijze container aan de kant van het achterschip is vaag een rode zichtbaar.