Reading Online Novel

Prinses Daisy(40)



'Natuurlijk doe ik dat.'

'Waarom begin je niet eerst met mink? Een beetje zelfbeheersing tonen?'

'Onzin. Ze is een Valensky, dat mag je nooit vergeten. En nu we het daar toch over hebben,' zei Stash, plotseling ernstig, 'ik vind eigenlijk, dat we nu wel genoeg van het leven op het land hebben, jij niet? Zwitserland zit me tot hier. Wat zou je er van zeggen om naar Londen te verhuizen? Ik ken daar ongeveer iedereen waar je iets aan hebt. Dan kunnen we ons weer in het volle leven storten, naar het theater gaan, feestjes geven, vrienden bezoeken.’'O, ja! Ja! Ik wou hier al steeds weg. En nu ...' Francesca hield op en bedacht dat ze Zwitserland nooit meer wilde terugzien.

'Nu is het tijd voor Londen, nu is het tijd voor dat huis dat ik je heb beloofd. En dan gaan we avonturen beleven — met zijn drietjes!'

'Ze hebben me voor je gewaarschuwd, de playboy-prins! Denk maar niet, dat ik niet weet op welke manier jij door de wereld hebt gezworven. De verhalen, die ik daarover heb gehoord!’

'Allemaal waar.'

'Maar nu voorbij? Je bent niet rusteloos als huisvader?' Ze plaagde hem, mooier dan ze in maanden was geweest.

'Allemaal voorbij. Ik heb alles wat ik wens.' Hij stond weer versteld over het genot dat ze hem kon schenken, de wijze waarop iedere lijn en ronding van haar gezicht in zijn oog was verlicht, zoals geen ander gezicht ooit had gedaan. Opnieuw ontmoette de bandeloosheid in hem de bandeloosheid in haar, en zij verenigden zich in uitzinnige vreugde. Hoe eerder zij Lausanne en de kliniek van dr. Allard verlieten, hoe beter, dacht hij, terwijl hij Daisy van de sabelbontmantel tilde en haar buikje kietelde.

'Laten we naar Londen gaan en een huis kopen. Kun je morgen klaar zijn met pakken?' vroeg hij.

'Nee, ga jij maar alleen, lieverd. Ik wil Daisy niet alleen laten, ook niet met Masja en de bedienden — ik zou geen seconde rust hebben.'

'Goed. Maar als het huis dat ik uitzoek je niet bevalt, zitje er wel aan vast.'

'Je spreekt als een echte prins,' lachte ze. 'De laatste man ter wereld zonder bediendeproblemen. Ik zie je er voor aan dat je het beste huis in Londen neemt — dat verwachten ze van –‘

‘Waar beklaag je je in 's hemelsnaam over? Ik ken vrouwen die voor jouw positie een moord hadden begaan,' mopperde hij.

'Doe niet zo verontwaardigd — het zilver is tenminste altijd gepoetst.' Ze gooide een kussen naar zijn hoofd. 'Geef mijn baby eens hier. Je hebt haar lang genoeg gehad. Arm kindje — pas zes maanden en nu al blasé.'





De dag waarop Stash naar Londen vertrok, stuurde Francesca Masja met een uitgebreide boodschappenlijst naar Lausanne. Ze had eigenlijk zelf moeten gaan, dacht ze, want Masja zou ongetwijfeld kans zien met de verkeerde kleur nylons thuis te komen; maar ze had het plannetje beraamd die middag uitsluitend alleen met Daisy te zijn. Hoewel de gediplomeerde kinderverzorgster weken geleden was ontslagen, had Masja, in haar positie van vroegere min van Stash en met haar tientallen jaren van trouwe dienst aan alle Valensky's, nooit geleerd behoorlijk op een deur te kloppen. Ze kwam ieder ogenblik binnen en bleef er bij staan als Francesca Daisy aan het verzorgen was, terwijl ze de hele tijd goedbedoelde maar lichtelijk kritische opmerkingen maakte. Het zou onmogelijk zijn geweest haar te vragen weg te gaan zonder haar grootmoederlijke eigendomsgevoelens te kwetsen, en Francesca, nog maar zo kort in de wereld van alledaagse vreugden teruggekeerd, deed niet graag iemand verdriet.

Ze keek geërgerd op toen Masja een uur voordat ze werd verwacht alweer terugkwam. De Russische vrouw kloste Daisy's kamer binnen; haar brede, goedhartige gezicht was rood van kwaadheid, haar mond bewoog zwijgend en iedere centimeter van haar forse, betrouwbare lichaam stond op ontploffen.

'Masja — wat mankeert jou?' fluisterde Francesca. 'Daisy slaapt net — stil zijn, hoor.'

Masja was zo in de war, dat het haar moeite kostte om zacht te praten.

'Zij — die verpleegster — zuster Anni — ik zag haar in het warenhuis — dat, dat schepsel had het lef tegen me te zeggen — ik ken haar al jaren, weet u, en zij, o, het is niet te verdragen . . . tegen mij . . . ach, ik kan het zelf niet eens zeggen, het is walgelijk, de roddel, de dingen die de mensen zeggen Masja hield abrupt op en ging vierkant in de gele schommelstoel zitten, uit pure woede niet in staat verder te gaan.

'Masja, wat heeft zuster Anni dan precies gezegd?' vroeg Francesca rustig. Ze wist, dat ze in de negen weken van haar depressie wel heel erg zonderling moest zijn geweest, vreemd op een manier die Masja niet kon bevatten. Het was op zijn zachtst gezegd niet erg correct van de verpleegster om over een vroegere patiënt te praten, maar haar jaren in Hollywood hadden haar gehard tegen het geroddel van kletskousen.

'Ze vertelde me ... ze zei... ze ... ach — wat deze idioten niet allemaal geloven! Ze zei dat ons arme kleine kindje dat gestorven is — dat de baby helemaal niet dood was!'