Politie(57)
Hij had haar willen troosten. Had haar over haar haren gestreeld. Had haar tranen zijn lichtblauwe overhemd, dat ze de vorige dag voor hem had gestreken, nat laten maken. Toen had hij haar, bijna uit gewoonte, gekust. Of was het bewust geweest? Was het uit nieuwsgierigheid geweest? Nieuwsgierig naar hoe ze zou reageren, hetzelfde type nieuwsgierigheid dat hij als jonge misdaadonderzoeker kon voelen bij het verhoor van een verdachte volgens de negenfasemethode van Inbau, Reid en Buckley. Vooral de fase waarin ze op het gevoel werkten en keken welke reactie er zou komen.
Ulla had zijn kus eerst niet beantwoord, ze was alleen wat verstijfd. Toen had ze voorzichtig terug gekust. Hij kende haar kussen, maar deze niet. Deze afwachtende, aarzelende. Toen had hij haar wat gulziger gekust. En ze was helemaal losgegaan. Had hem meegetrokken naar bed. Haar kleren uitgerukt. En in het donker had hij het weer gedacht. Dat ze hem niet was. Gusto. Zijn erectie was al gezakt voor ze onder de dekens lagen.
Hij had uitgelegd dat hij moe was. Dat hij te veel aan zijn hoofd had. Dat de situatie te verwarrend was, dat de schaamte over wat hij had gedaan te groot was. Maar hij had daar snel aan toegevoegd dat zij, die ander, er niets mee te maken had. En juist dat, kon hij voor zichzelf vaststellen, was inderdaad waar.
Hij sloot zijn ogen weer. Slapen was niet mogelijk. Het was die onrust, diezelfde onrust waardoor hij de laatste maanden wakker had gelegen, een onduidelijk gevoel dat er iets vreselijks was gebeurd of op het punt stond te gebeuren en hij hoopte even dat het door een nare droom kwam, maar al snel wist hij wat het was.
Hij opende zijn ogen weer door iets. Licht. Een wit licht tegen het plafond. Vanaf het kastje naast zijn bed. Hij draaide zich om, keek op de display van zijn mobieltje. Zonder geluid, maar altijd aan. Hij had met Isabelle afgesproken dat ze nooit ’s nachts berichtjes zouden sturen. Wat haar reden was om ’s nachts geen berichten te willen ontvangen had hij niet eens gevraagd. En ze had het ogenschijnlijk goed opgevat toen hij had gezegd dat ze elkaar een poosje niet konden zien. Kennelijk zelfs begrepen wat hij bedoelde. Dat in die zin ‘een poosje’ weggestreept moest worden.
Mikael was opgelucht toen hij zag dat het een sms’je was van Truls. Hij schrok even. Waarschijnlijk een berichtje in een dronken bui. Of verkeerd geadresseerd, misschien was het bedoeld voor een dame over wie hij niet had verteld. Het bericht bestond uit slechts twee woorden:
slaap lekker
Anton Mittet werd weer wakker.
Het eerste wat hij registreerde, was het geluid van de regen dat nu slechts een licht getik tegen de ruit was. Hij constateerde dat de motor was afgeslagen, zijn hoofd pijn deed en hij zijn handen niet kon bewegen.
Hij opende zijn ogen.
De koplampen waren nog steeds aan. Ze wezen door de regen langs de helling naar beneden en staarden in de duisternis, waar de bodem ineens verdween. Door de natte voorruit zag hij niet eens het naaldbos aan de andere kant van de afgrond, maar hij wist dat het er was. Onbewoond. Zwijgend. Blind. Ze hadden toen geen getuigen kunnen vinden. Ook die keer niet.
Hij keek naar zijn handen. De reden dat hij ze niet kon bewegen, was dat ze met tie-wraps aan het stuur zaten gebonden. Ze hadden de traditionele handboeien bij de politie bijna overgenomen. Je legde de dunne strips rond de polsen van de arrestant en trok ze aan. Ze waren bestand tegen de sterkste mannen, het enige dat een worstelende arrestant bereikte, was dat de plastic strips door het vlees sneden. Tot op het bot als ze zich niet gewonnen gaven.
Anton greep het stuur vast, merkte dat hij het gevoel in zijn vingers kwijt was.
‘Wakker?’ De stem klonk merkwaardig bekend. Anton draaide zich om naar de passagiersplaats. Staarde in de ogen die eruitzagen als gaten in de alles bedekkende bivakmuts. Hetzelfde type als ze bij Delta gebruikten.
‘Dan halen we deze eraf.’
De linkerhand in een handschoen pakte de handrem tussen hen in en tilde hem op. Anton had altijd van het krakende geluid van oude handremmen gehouden, dan hoorde hij het mechaniek, de tandwielen en kettingen, wat er eigenlijk gebeurde. Nu werd de rem opgetild en losgelaten zonder dat je iets hoorde. Alleen een licht geknars. De wielen. Die reden naar voren. Maar slechts een meter of twee. Anton had automatisch de rem ingetrapt. Hij moest hard trappen omdat de motor uit was.
‘Mooie reactie, Mittet.’
Anton staarde naar de voorruit. De stem. Die stem. Hij verminderde de druk op het rempedaal. Er klonk gepiep als van droge scharnieren, de auto bewoog en hij drukte zijn voet weer naar beneden. Deze keer hield hij hem ingedrukt.
De binnenverlichting werd aangedaan.
‘Denk jij dat René Kalsnes wist dat hij zou sterven?’
Anton Mittet gaf geen antwoord. Hij had zojuist in het achteruitkijkspiegeltje een glimp van zichzelf opgevangen. Zijn gezicht was bedekt met glimmend bloed. Zijn neus was naar één kant gezakt, die moest gebroken zijn.