Politie(179)
Hij staarde naar de Hausmannsgate. Zag de politiesirenes, maar hoorde alleen het gepiep in zijn oren als een printer zonder papier, een alarm dat uitgezet moet worden.
En terwijl hij daar zo stond en naar de geluidloze politieauto’s keek, dacht hij hetzelfde als toen hij luisterde naar de metro in Manglerud. Dat hij hem niet hoorde. Dat hij niet hoorde wat hij zou moeten horen. Omdat hij niet had nagedacht. Niet voordat hij daar in Manglerud had gestaan en erover na had gedacht hoe de metrolijnen in Oslo liepen. En hoe het hem eindelijk duidelijk was geworden wat het was, wat er diep in het donker had gelegen en niet naar de oppervlakte wilde komen. Het bos. Er was geen metro in het bos.
Hoofdstuk 46
Mikael Bellman bleef staan.
Hij luisterde en staarde de lege gang in.
Als een woestijn, dacht hij. Niets om je blik op te vestigen, alleen maar trillend, wit licht dat alle contouren uitwiste.
En dat geluid, het zoemende geluid van de tl-buizen, van de woestijnhitte, als een preludium op iets wat toch nooit zou gebeuren. Alleen maar een lege ziekenhuisgang met aan het eind niets. Misschien was alles een fata morgana. Isabelle Skøyens oplossing voor het probleem-Asajev, het telefoontje van een uur geleden, de duizendkronenbiljetten die hij net uit de pinautomaat in het centrum had gehaald, deze lege gang in een verlaten ziekenhuisvleugel.
Laat het een luchtspiegeling zijn, een droom, dacht Mikael terwijl hij begon te lopen. Maar hij voelde met zijn hand in zijn jaszak dat de Glock 22 ontgrendeld was. In de andere jaszak zat de bundel bankbiljetten. Als de situatie verlangde dat hij moest uitbetalen. Als ze met meerderen waren bijvoorbeeld. Maar hij vermoedde van niet. Het bedrag was te klein om te delen. Het geheim te groot.
Hij passeerde een koffieautomaat, sloeg een hoek om en zag dat de gang doorliep in dat witte, vlakke landschap. Maar de stoel zag hij ook. De stoel waarop de politiebewaker van Asajev had gezeten, was niet weggehaald.
Hij draaide zich om, voor hij verderliep wilde hij er zeker van zijn dat hij niet werd gevolgd.
Hij nam grote passen, maar zette zijn schoenen zacht neer, bijna geluidloos. Hij voelde onderweg aan de deuren. Ze waren allemaal op slot.
Toen stond hij bij de deur naast de stoel. In een ingeving legde hij even zijn hand op de stoelleuning. Koud.
Hij haalde diep adem en trok zijn pistool uit zijn zak. Keek naar zijn hand. Die trilde niet, toch?
Op zijn best op beslissende momenten.
Hij stopte het pistool weer terug in zijn zak, duwde de deurklink naar beneden.
Geen reden om een verrassingsmoment weg te geven, dacht Mikael Bellman, hij duwde de deur open en stapte naar binnen.
De kamer baadde in het licht, maar was afgezien van het bed waarin Asajev had gelegen leeg en kaal. Het bed stond midden in de kamer en er hing een lamp boven. Op een verrijdbare tafel van metaal naast het bed blonken scherpe, glimmende instrumenten. Misschien hadden ze er wel een eenvoudige operatiekamer van gemaakt.
Mikael zag een beweging achter het ene raam en hij klemde zijn hand rond zijn pistool in zijn zak terwijl hij aandachtig keek. Had hij een bril nodig?
Toen hij beter keek, besefte hij dat hij naar een spiegelbeeld keek, dat de beweging achter hem was. Maar toen was het al te laat.
Hij voelde een hand op zijn schouder en hij reageerde direct, maar het leek of de prik in zijn hals ogenblikkelijk de verbinding naar zijn pistoolhand doorsneed. En voordat de duisternis helemaal viel, zag hij in de zwarte spiegel van de ruit het gezicht van de man dicht naast dat van hem. Hij had een groen mutsje op en een groene lap voor zijn mond. Als een chirurg. Een chirurg die ging opereren.
Katrine was zo in beslag genomen door wat ze op haar pc-scherm zag dat ze niet reageerde op het feit dat ze geen antwoord had gekregen van de persoon die achter haar was binnengekomen. Maar toen de deur dichtviel en alle geluiden van de gang buitensloot, vroeg ze: ‘Waar ben je geweest, Bjørn?’
Ze voelde een hand op haar schouder en in haar nek. En haar eerste gedachte was dat het helemaal niet onprettig was om een warme hand tegen haar blote huid te voelen, een vriendelijke hand van een man.
‘Ik ben op een plaats delict geweest en heb bloemen neergelegd,’ zei de stem achter haar.
Katrine fronste verbaasd haar voorhoofd.
No files found, stond er op het scherm. Echt? Helemaal nergens files die de statistieken laten zien van het aantal dode kroongetuigen? Ze drukte op haar mobieltje op de naam Harry. De hand begon haar nekspieren te masseren. Katrine kreunde, vooral om te laten merken dat ze het prettig vond, ze sloot haar ogen en boog haar hoofd voorover. Ze hoorde dat het aan de andere kant begon te piepen.
‘Een beetje verder naar beneden? Welke plaats delict dan?’
‘Op een landweg. Een meisje dat is doodgereden. Nooit opgehelderd.’
Harry nam niet op. Katrine haalde de telefoon van haar oor en toetste een sms in. geen hits op de statistiek. Ze drukte op send.