Reading Online Novel

Politie(168)



Truls drukte nog voor hij bij de parkeerplaats was op de knop van het autoalarm en het alarm verstomde onmiddellijk. Er was niemand te zien, niet buiten en niet op de omringende balkons, maar Truls meende een gezamenlijke verzuchting van de bewoners van de flats om hem heen te horen: dat werd verdomme tijd, pas beter op je auto, je kunt toch wel zo’n alarm op je auto zetten dat maar een begrensde tijd afgaat, idioot.

Het zijraampje was inderdaad kapot. Truls stak zijn hoofd naar binnen. Hij zag geen tekenen dat de radio was aangeraakt. Wat had die Aronsen bedoeld met… en wie was Aronsen? Woonblok C kon iedereen zijn. Iemand die…

Voor Truls het staal tegen zijn nek voelde, hadden zijn hersenen een fractie van een seconde eerder de conclusie getrokken. Hij wist instinctief dat het staal was. Het staal van een pistoolloop. Hij wist dat er geen Aronsen bestond. Geen stelletje jongens dat aan het inbreken was.

De stem fluisterde in zijn oor: ‘Draai je niet om, Berntsen. En als ik mijn hand in je broek steek, verroer je je niet. Nee maar! Wat voel ik hier, mooie, strakke buikspieren…’

Truls wist dat hij in gevaar was, hij begreep alleen niet in wat voor gevaar. Er was iets bekends aan de stem van Aronsen.

‘Oei, je zweet, Berntsen! Of vind je dit prettig? Maar het was alleen omdat ik dit hier wilde pakken. Jericho? Wat was je daarmee van plan? Iemand in het gezicht schieten? Zoals je met René hebt gedaan?’

En nu wist Truls Berntsen in welk gevaar.

Levensgevaar.





Hoofdstuk 43

Rakel stond bij het keukenraam, kneep in de telefoon en staarde weer naar de schemering. Ze kon zich vergissen, maar ze dacht dat ze een beweging had gezien tussen de sparren aan de andere kant van de oprit.

Hoewel, ze zou altijd bewegingen in het donker blijven zien.

Dat was de schade die ze had opgelopen. Niet aan denken. Wees bang, maar denk er niet aan. Laat je lichaam zich bezighouden met dat verwerpelijke spel, maar negeer het zoals je een onredelijk kind negeert.

Ze stond zelf te baden in het licht van de keukenlampen, dus als er echt iemand buiten was, kon die haar goed bekijken. Maar ze bleef staan. Ze moest niet de angst laten bepalen waar ze ging staan, het was haar huis, haar thuis, verdorie!

Van boven kwam muziek. Hij had een van Harry’s oude cd’s opgezet. Een waar zij ook van hield. Talking Heads’ Little Creatures.

Ze keek weer naar de telefoon, probeerde hem aan te sporen te bellen. Ze had Harry twee keer gebeld, maar hij nam niet op. Ze hadden gedacht dat het een leuke verrassing was. Het bericht van de kliniek was gisteren gekomen. Het was eerder, maar ze hadden besloten dat hij er klaar voor was. Oleg was door het dolle heen en het was zijn idee dat ze niet zouden verklappen dat hij meekwam. Gewoon naar huis gaan en dan, wanneer Harry thuiskwam van het werk, tevoorschijn komen en ta-daa!

Dat was de term die hij had gebruikt: ta-daa.

Rakel had haar twijfels gehad, Harry hield niet van verrassingen. Maar Oleg had erop gestaan, Harry kon er toch wel tegen om ineens blij te worden. Dus ze was erin meegegaan.

Maar nu had ze spijt.

Ze liep bij het raam weg, legde de telefoon op de keukentafel naast zijn koffiebeker. Normaal gesproken was hij pijnlijk precies in het opruimen van alles voor hij het huis verliet, hij moest erg gestrest zijn door deze politiemoordenzaak. Hij had de laatste tijd tijdens hun late telefoongesprekken niet gesproken over Beate Lønn, een tamelijk duidelijk teken dat hij aan haar dacht.

Rakel draaide zich snel om. Deze keer was het geen inbeelding, ze had iets gehoord. Schoenen die over het grind kraakten. Ze liep terug naar het raam. Staarde in het donker, dat met de seconde dichter leek te worden.

Ze verstijfde.

Daar was een gedaante. Die had zich zojuist losgemaakt van de stam waartegen die leunde. En nu kwam die haar kant op. Een persoon in het zwart gekleed. Hoe lang had die daar gestaan?

‘Oleg!’ riep Rakel en ze voelde dat haar hart als een razende tekeerging. ‘Oleg!’

De muziek op de eerste verdieping werd zachter gezet. ‘Ja?’

‘Kom naar beneden. Nu!’

‘Komt hij?’

Ja, dacht ze. Hij komt.

De gedaante die naderde, was kleiner dan ze eerst had gedacht. Maar toen die bij de voordeur was gekomen en in het licht van de buitenlamp kwam, zag ze tot haar opluchting dat het een vrouw was. Nee, een meisje. In hardloopkleren, leek het. Drie seconden later ging de voordeurbel.

Rakel aarzelde. Ze zag Oleg halverwege de trap staan en haar vragend aankijken.

‘Het is Harry niet,’ zei Rakel en ze glimlachte even. ‘Ik doe wel open. Ga jij maar weer naar boven.’

Het meisje dat voor de deur stond, zorgde ervoor dat Rakels hart weer rustiger ging kloppen, want ze zag er bang uit.

‘U bent Rakel,’ zei ze. ‘De vriendin van Harry.’

Rakel dacht dat die inleiding haar misschien moest verontrusten. Een jong, knap meisje dat zich met een licht bevende stem tot haar wendde en sprak over haar toekomstige echtgenoot. Dat ze misschien dat strak zittende trainingsshirt moest checken op een lichte bolling.