Onvoorwaardelijk(67)
‘“Want hoezeer het de Almachtige God in Zijn goedheid heeft behaagd u een veilige verlossing te schenken, en u te bewaren in het grote gevaar van de geboorte: daarvoor zult u God uw oprechte dank brengen,”’ dreunde de priester.
Katherine antwoordde: ‘“Ik ben zeer dankbaar dat God de stem van mijn gebed heeft gehoord. De klemmen van de dood omgaven mij en de pijnen van de hel hadden mij in hun greep.”’
Onbewust vormde Charlotte met haar mond de vertrouwde woorden mee met haar nicht. Ze was geroerd door de onverwachte nederigheid in Katherines hoorbare antwoord. Vroeger had ze zich vaak cynisch uitgelaten over godsdienst, maar haar verklaring leek nu geheel oprecht.
‘“O, Almachtige God,”’ vervolgde de priester, ‘“Die deze vrouw Uw dienstmaagd hebt verlost van de gruwelijke pijn en gevaar van de geboorte: Geef, smeken wij U, genadige Vader, dat zij door Uw hulp getrouw mag leven en wandelen in haar roeping, volgens Uw wil in dit leven...”’
Dit deel van de dienst sloeg niet op haar, besefte Charlotte met een doffe pijn. Katherine werd gemaand trouw te blijven aan haar man en nog meer erfgenamen voor hem te baren. Charlotte slikte haar overgebleven bitterheid weg.
‘“... en ook mag deelnemen aan de eeuwige glorie in het komende leven: door Jezus Christus onze Here. Amen.”’
Zou Katherine nog meer kinderen baren? Al was ze al wat ouder en had ze een moeilijke bevalling gehad? Katherine geloofde dat er een gezond kind was voortgekomen uit de beproeving... dus zou Edmund nog een broertje of een zusje krijgen? Of zou hij opgroeien als enig kind?
‘“Kinderen,”’ vervolgde de priester volgens de liturgie, ‘“zijn een erfdeel en een geschenk des Heren. Welzalig de man die zijn pijlkoker met deze heeft gevuld.”’
Charlotte bleef zitten wachten toen Katherines vriendinnen vrolijk in een rij de kerk verlieten, hun tikkende hakken en gelach weerkaatsend in de hoge ruimte. Katherine bleef nog even om de geestelijke te bedanken, toen draaide ze zich om en volgde de anderen. Charlotte keek toe tot Katherine en Edmund onder de galerij uit het zicht verdwenen.
Toen dwaalde haar betraande blik naar een beeld van Maria met het kind Jezus in haar armen en daarboven het schitterende schilderij van Jezus aan het Laatste Avondmaal. Ze staarde naar de beelden terwijl Katherines voetstappen beneden wegstierven. Charlottes mond ging open en ze kreeg een benauwd gevoel in haar borst. Ze had haar leven doorgebracht in een kerk die veel op deze leek, maar nu was ze voor het eerst zo diep getroffen door de immensiteit van wat God had gedaan door Zijn enige Zoon op te geven. Hoe hebt U het gedaan? fluisterde ze terwijl de tranen over haar wangen stroomden. Natuurlijk wist ze dat de situaties niet te vergelijken waren. Gods offer had tallozen gered. Het hare slechts één geliefd kind.
Een paar dagen na de kerkgang haalde Katherine de lang vergeten zakdoek onder het reukzakje in haar lade vandaan. Hoelang was die daar verstopt geweest? De stof geurde zwaar naar muffe lelies, de vouwen waren blijvende plooien geworden. Ze draaide het zakdoekje om en daar was het. De ongewone bloem, de peul, de kromming van het blad die op de letter C leek. Dit was Charlottes handtekening. Nicht Charlotte, die een hekel had aan handwerken, maar niettemin een mooi zakdoekje voor Katherine had gemaakt als geschenk voor een verjaardag of Kerstfeest van vele jaren geleden.
Met het zakdoekje in haar hand geklemd, stampte Katherine de trap op naar de kinderkamer.
Sally schrok op toen ze binnenkwam.
‘Waar is dat dekentje? Dat geborduurde?’
‘Ik... ik ben niet...’
‘Heb je het weggegooid zoals ik je had gevraagd?’
‘Nou, ik... ik had het willen meegeven voor de kinderliefdadigheid. Maar laat eens zien...’
Sally tilde het deksel van de kist en zocht tussen het linnengoed.
‘Hier is het.’
‘Ik wist het.’ Katherine griste het dekentje uit haar hand, liep ermee naar het raam en vergeleek de twee voorwerpen in het licht.
‘Vergeef me alstublieft, mevrouw.’
‘Kijk. Die lijken veel op elkaar, hè?’
Sally kwam behoedzaam dichterbij en boog zich over het dekentje. ‘Een beetje.’
‘Weet je wie dit heeft gemaakt?’
De zoogster aarzelde. ‘Tja, ik...’
‘Mijn nicht Charlotte, die heeft het gemaakt.’
‘Charlotte?’
‘Ja, Charlotte Lamb, mijn nichtje. Ik vroeg me al af waar ze heen was gegaan.’
‘Charlotte Lamb?’
‘Ja, ja.’
Katherine schreed de kinderkamer uit, met beide stukken in de hand. Ze vond Charles in de bibliotheek.
‘Ik wist het. Kijk.’
‘Wat moet ik zien? Niet weer dat verdraaide dekentje.’
‘Ja... en het zakdoekje. Kijk... die zijn gemaakt door dezelfde persoon.’