Reading Online Novel

Niet alles is liefde(41)



Tegen de tijd dat ze die avond in bed stapte, was Clare ervan overtuigd dat haar reactie op Sebastian puur fysiek was. Het was de reactie die iedere vrouw op een knappe man had. Dat was alles. Normaal. Natuurlijk. En het zou voorbijgaan.

Ze deed het bedlampje uit en grinnikte in de duisternis. Hij had gedacht dat hij naar haar huis kon komen en haar zover kon krijgen dat ze zijn boodschappen voor hem deed. Dat hij haar net zoals in het verleden kon charmeren.

‘Wie is er nu een sukkel?’ fluisterde ze. Voor het eerst in haar leven had ze zich niet door Sebastian laten manipuleren.

Maar de volgende ochtend, toen ze koffie zette en ze haar voordeur opendeed om haar krant te halen, viel er een hengel haar huis binnen. In een van de ogen van de hengel was een Burger King-servet gestopt waarop een krabbel stond:



Clare,



Kun je deze alsjeblieft inpakken en morgenavond meenemen naar het feest? Ik ben verschrikkelijk in dit soort dingen en ik wil mijn vader niet in verlegenheid brengen in het bijzijn van zijn vrienden. Ik weet zeker dat jij het fantastisch zult doen.



Dank,

Sebastian





Negen





Ze had de hengel en haspel in roze linten en glitterstrikken verpakt. Het was zo meisjesachtig en opzichtig dat Sebastian het cadeau achter de bank in het koetshuis had verstopt, waar niemand het zou zien.

‘Wat is het toch een lief meisje.’

Sebastian stond onder een groot zonnescherm dat was opgezet in de achtertuin van de Wingates. Er waren ongeveer vijfentwintig gasten en Sebastian had geen van hen ooit ontmoet. Hij was aan iedereen voorgesteld en herinnerde zich de meeste namen. Na jaren van journalistiek had hij een tic ontwikkeld om zich mensen en gebeurtenissen te herinneren.

Roland Meyers, een van Leo’s oudste vrienden, stond naast hem en at van de foie gras. ‘Wie?’ vroeg Sebastian.

Roland wees naar een grote groep mensen aan de andere kant van het gazon, die door de ondergaande zon in feloranje werden gedompeld. ‘Clare.’

Sebastian prikte een klein worstje aan een cocktailprikker en legde het naast de met krab gevulde camembert op zijn bord. ‘Dat heb ik gehoord.’

Zijn vader droeg een donkergrijze broek, een chic wit overhemd en een afgrijselijke stropdas met een huilende wolf erop.

‘Clare en Joyce hebben dit allemaal voor je vader georganiseerd.’ Roland pakte een drankje met ijsblokjes en voegde eraan toe: ‘Ze zijn als familie voor hem geweest. Ze hebben altijd heel goed voor hem gezorgd.’

Sebastian merkte een zweem van afkeuring. Het was niet de eerste keer die avond dat hij het gevoel had dat hij een beleefd standje kreeg omdat hij niet eerder op bezoek was gekomen, maar hij kende Roland niet goed genoeg om er zeker van te zijn.

Rolands volgende woorden namen elke twijfel echter weg. ‘Ze hadden het nooit te druk voor hem. Heel anders dan zijn familie.’

Sebastian glimlachte. ‘De snelweg is geen eenrichtingsverkeer, meneer Meyers.’

De oude man knikte. ‘Dat is waar. Ik heb zes kinderen en ik kan me niet voorstellen dat ik een van hen tien jaar lang niet zou zien.’

Het was eerder veertien jaar, maar wie hield dat bij. ‘Wat doet u voor werk?’ vroeg Sebastian om van onderwerp te veranderen.

‘Ik ben dierenarts.’

Sebastian liep langs de tafel die vol stond met hors-d’oeuvres. Recht achter hem stroomde jarenzestigmuziek uit de geluidsboxen, die verborgen waren achter bloembakken gevuld met grote grassen en lisdodden. Een van de sterkste herinneringen die Sebastian aan zijn vader had was zijn voorliefde voor de Beatles, Dusty Springfield en vooral Bob Dylan. En dat hij Fantastic Four-stripboeken las en naar Lay Lady Lay luisterde.

Sebastian at de camembert op dunne crackers en nam daarna een paar gevulde champignons. Hij liet zijn blik rusten op de mensen die op het gazon rondliepen, tussen brandende fakkels en kaarsen die in de fonteinen dreven. Zijn ogen gingen naar de groep mensen die bij een fontein met een nimf stond, en vooral naar een brunette. Clare had haar steile haar gekruld. De ondergaande zon scheen op de weelderige krullen en raakte de zijkant van haar gezicht. Ze droeg een strakke blauwe jurk met kleine witte bloemen die tot net boven haar knie kwam. De dunne bandjes van de jurk zagen eruit als bh-bandjes, en een wit lint omsloot haar ribben en was vastgeknoopt onder haar borsten.

Voordat de gasten die avond waren gearriveerd, had hij toegekeken hoe de cateraar alles had opgesteld terwijl Clare en Joyce Leo’s houtsnijwerk op de tafels en tussen de lisdodden hadden gezet. Roland had gelijk gehad. De Wingate-vrouwen zorgden goed voor zijn vader. Hij voelde een steek van schuld. Wat hij tegen Roland had gezegd, was waar. De snelweg was geen eenrichtingsverkeer en hij had tot een week geleden nooit de moeite genomen om naar zijn vader toe te rijden. Ze hadden hun relatie laten doodbloeden, en het leek niet belangrijk of het de schuld van zijn vader was of van hem.