Nachtvlucht(12)
‘Mijn broer wordt bestempeld als een moordenaar.’
Mijn moeder, die voelde dat de sfeer veranderde, begon te redderen. ‘Nog een kopje koffie?’ kwam ze tussenbeide.
Peter schudde zijn hoofd. ‘Ik moet er zo weer vandoor.’
‘U hebt uw cake nog niet aangeraakt,’ probeerde mijn moeder.
Peter klopte op zijn buik. ‘Dieet. Mijn vrouw klaagt al jaren dat ik te dik ben.’ Er verscheen een denkrimpel op zijn voorhoofd en hij richtte zich opnieuw tot mij. ‘Wat ik probeer te zeggen, is dat er overeenkomsten zijn. In beide gevallen vragen de nabestaanden zich af of ze de tragedie hadden kunnen voorkomen, maar dat is juist de paradox. Niemand ziet zoiets aankomen. Als dat wel het geval is, als iemand gevaarlijk voor zijn of haar omgeving wordt geacht, worden er maatregelen getroffen. De daad van je broer is net zo raadselachtig als die van die schutters in Amerika die een highschool binnendringen en leerlingen en docenten met een machinegeweer neermaaien.’
‘Het klopt gewoon niet. Hoe verklaart u de schram en blauwe plek op zijn gezicht?’ vroeg ik.
Peter zette het kopje neer en haakte zijn vingers in elkaar. ‘Ik had dit liever voor me gehouden, maar we waren van plan om disciplinaire maatregelen te gaan treffen tegen Ron.’
‘Wat houdt dat in?’
‘Ron zou geschorst worden.’
‘Waarom?’
‘Hij viel een van zijn collega’s aan.’
‘Wat?’ zeiden Nora en ik tegelijkertijd.
‘Dat was de ochtend voor zijn dood. Vandaar de verwondingen op zijn gezicht.’
‘Ron zou nooit…’ begon ik.
‘Er waren verschillende getuigen,’ weerlegde Peter. ‘Het gebeurde tijdens de lunch. De desbetreffende collega klaagde over zijn puberende kinderen, dat ze zo lastig waren. Bij wijze van grapje zei hij tegen Ron dat hij graag met hem zou willen ruilen. “Jij hebt het goed voor elkaar,” schijnt hij gezegd te hebben. “Eens in de twee weken komen je kinderen een weekend op bezoek en voor de rest heb je rust aan je kop.” Er ontstond een discussie. Ron zei dat hij graag zou willen ruilen en iedere dag zijn kinderen om zich heen zou willen hebben. Nu zag hij ze zelfs niet om het weekend. Toen die collega schertsend vroeg hoe Ron dat voor elkaar had gekregen, vloog hij hem aan. Andere collega’s hebben ze uit elkaar moeten trekken.’
‘Hij werd getergd. Ron kan niet tegen onrecht,’ zei mijn moeder.
‘Precies,’ zei Peter. ‘De situatie rond zijn vrouw en kinderen heeft het uiterste van hem gevergd.’
‘Een vechtpartij is niet hetzelfde als moord,’ zei ik. Als ik een kind van drie was geweest, dan zou ik zijn gaan stampvoeten.
Peter keek de kring rond, alsof hij hoopte dat een van hen me tot rede kon brengen. ‘Het spijt me. U hebt uw zoon en broer verloren. Wij een zeer gewaardeerde collega. Geloof me, ik neem het mezelf kwalijk dat ik niet beter op hem heb gelet, gezien zijn ziektegeschiedenis.’ Het klonk oprecht. Peter kwam overeind.
‘Ik loop even mee,’ zei ik. ‘Vanwege Dapper,’ voegde ik eraan toe. ‘Hij heeft het niet zo op vreemden.’
Peter gaf iedereen een hand. Ik meende mijn vader een bedankje te horen mompelen. Zodra we buiten waren, snoof Peter luidruchtig.
‘Heerlijk, die gezonde buitenlucht, vind je ook niet?’
‘Mijn zwager vergelijkt het altijd met de geur in een koekjesfabriek. In het begin loopt het water je in de mond, maar na een tijdje hoef je niet meer.’
Ik had meteen spijt van mijn woorden toen ik zijn gezicht zag verstrakken. Hij probeerde vriendelijk te zijn, realiseerde ik me te laat.
‘Het wil er niet echt af.’ Peter wees naar de grond. Er waren nog resten blauwe verf zichtbaar. Babyblauw. Een paar weken terug had een of andere idioot het woord moordenaar in dikke blokletters op het erf gekalkt. Het had mijn moeder en ik een halve ochtend gekost om het spul eraf te krijgen.
‘Het slijt vanzelf,’ zei ik. ‘Rons spullen zijn in beslag genomen voor onderzoek. Wanneer kan ik die zien?’
Peter keek me aan alsof ik een vis was die op het droge lag te spartelen en hij niet zeker wist wat hij moest doen om me uit mijn lijden te verlossen. ‘Ik geef je wel een belletje als ze ermee klaar zijn.’ Hij pakte zijn autosleutels. ‘Als iemand het op Ron had voorzien, zoals jij suggereert, waarom zou hij dan het hele gezin uitmoorden? Bovendien woonde Ron al een tijdje niet meer thuis, dat is algemeen bekend. Als jouw broer niet de dader was, wat deed hij dan in het huis van Susan?’ Na die woorden stapte hij in en reed weg, mij achterlatend met die kwellende vraag.
Niemand durfde op de stoel te gaan zitten die normaal gesproken voor Ron was bedoeld. We vermeden het bezoek van Peter als een wak in het ijs en praatten over de schoolprestaties van de kinderen, mijn nieuwe baan en of Sascha nu wel of niet een auto moest kopen, nu Patrick de zijne weer had meegenomen, terwijl mijn moeder voor iedereen aardappelen en stoofperen opschepte, gevolgd door een gehaktbal.