Reading Online Novel

Nachtvlucht(16)



Hij vroeg hoe het met me ging en ik antwoordde iets nietszeggends, om ervanaf te zijn. Daarna eiste Sascha zijn aandacht weer op. Het gaf me de kans Erik te bestuderen, die zwaaiend met zijn armen en benen ronddanste, tot grote irritatie van anderen. De week voordat Marijn met zwangerschapsverlof ging, had ze me ingewerkt. Ik had zo veel mogelijk dossiers gelezen en was aanwezig bij overleggen, vergaderingen en gesprekken. Een van die gesprekken was met Erik en zijn pleegouders, de dominee en zijn vrouw, geweest. Omdat Erik onlangs achttien was geworden en officieel niet langer onder Bureau Jeugdzorg viel, was er een eindevaluatie. Op zijn tiende was hij uit huis geplaatst en sindsdien had hij verschillende pleeggezinnen versleten. Vader onbekend en moeder zat in de bak, vanwege diefstal. Ze was prostituee en ernstig verslaafd. Om haar verslaving te bekostigen, ging ze uit stelen.

Nadat Erik en zijn pleegouders waren vertrokken, had Marijn me nog het een en ander verteld. Erik werd over het algemeen beschouwd als de leider van een groepje jongeren dat bestond uit ongeveer acht jongens en meisjes. Hij was de oudste en had een negatieve invloed op de anderen. Ze lagen regelmatig in de clinch met een andere groep. Dat groepje van zo’n tien jongens en meisjes werd aangevoerd door Danny, die net negentien was geworden. Ook Michiel hoorde hierbij. En Lucas, tot voor kort. Net als Erik was Danny de persoon tegen wie je op moest kijken, omdat hij de oudste was en in het bezit van een auto.

De problemen waren een jaar of twee geleden begonnen. De jongens en meisjes zwierven ’s avonds laat over straat, maakten veel lawaai en wie er wat van zei, kreeg een grote bek of, nog erger, een tik. In hun verveling lieten ze een spoor van vernieling achter. De zandbakken van de twee basisscholen die het dorp telde lagen vol met peuken en kapotte bierflesjes. Ook werden er spiegels van auto’s gerukt, stenen beelden uit voortuinen gestolen en fietsen in elkaar getrapt. En alsof dat nog niet erg genoeg was, gingen de twee groepen ook nog eens regelmatig met elkaar op de vuist.

Uiteindelijk had de gemeente, die de overlast beu was, de politie ingeschakeld, die op haar beurt Bureau Jeugdzorg erbij had gehaald, om te bemiddelen. Er werd voor beide groepen een caravan geregeld, buiten het dorp, in een weiland, zo ver mogelijk van elkaar verwijderd, waar ze konden rondhangen. Alex was aangesteld als contactpersoon van de politie, Marijn als contactpersoon van Bureau Jeugdzorg. Een tijdlang ging het goed en lieten de groepen elkaar met rust, totdat mijn nichtje voor problemen zorgde. Lian was het vriendinnetje van Erik, maar kreeg iets met Danny. Die overstap werd niet geaccepteerd en regelmatig raakten de jongeren weer slaags.

Verschillende bezoekers verlieten de dansvloer. Omdat Erik en consorten niet tot bedaren waren te brengen, besloot de dj tot een korte pauze. Vanwege de warmte trok ik het bovenste deel van de overall los en knoopte dat rond mijn middel.

‘Veel beter,’ was het commentaar van de man naast me, en hij liet goedkeurend zijn ogen over mijn borsten gaan. Ik herkende hem onmiddellijk. Steven, een van de pestkoppen die mijn leven als kind tot een hel hadden gemaakt. Hij voerde mijn brood aan de eendjes, testte of mijn fiets kon blijven drijven en pakte mijn schoenen af om ze aan het Leger des Heils te geven. Ik had hem intens gehaat. Al die jaren had ik troost geput uit de gedachte dat ik ooit, in de toekomst, zodra de mogelijkheid zich voordeed, hem en mijn andere kwelgeesten eens flink de waarheid zou vertellen. Dit was mijn kans, maar mijn benen werden acuut slap, alsof het bot was opgelost. Zo te zien herkende hij me niet, of misschien was hij te dronken om zich te herinneren wie ik was. Ergens had ik de hoop gekoesterd dat de jaren hem niet gunstig zouden zijn geweest, zoals je ergens wenst dat het mooiste meisje van de klas is veranderd in een uitgezakte, degelijke trien, maar dat was niet het geval. Hij was lang en had een kop vol blond haar dat nog geen kale plekken verried. Wel had hij nog altijd die brede grijns met de dikke lippen en de platte neus waar een clown jaloers op zou zijn. Van mijn moeder had ik gehoord dat hij een eigen bedrijf had, met zo’n twintig mensen in dienst.

‘Hij sponsort allerlei dorpsactiviteiten, zoals de plaatselijke voetbalclub en de fanfare,’ zei ze, alsof we een potentiële huwelijkskandidaat bespraken die ik eens had afgewezen, in plaats van iemand die me het leven flink zuur had gemaakt.

Hij legde een arm om me heen. Aangezien hij anderhalf hoofd groter was, betekende dit dat zijn zweterige oksel in mijn hals rustte.

‘Zal ik jou vanavond thuisbrengen?’

‘Nee, dank je.’

‘Ik heb een auto. Ik lever je veilig thuis af.’

Dat betwijfelde ik. Iets zei me dat zijn idee van een geslaagde avond was als hij kotsend boven een wc-pot hing.

‘Nee, dank je,’ herhaalde ik.