Nachtster(92)
Negenendertig
‘Je moest wel.’ Damen kijkt me aan, zijn mond een dun lijntje en zijn wenkbrauwen gefronst van bezorgdheid. ‘Je hebt juist gehandeld. Je had geen andere keus.’
‘O, natuurlijk wel.’ Ik zucht en ontmoet zijn blik. ‘Maar het enige waar ik me schuldig over voel is hoe ze geworden is. De manier waarop zij besloot om te gaan met haar krachten, haar onsterfelijkheid. Ik heb nog steeds geen spijt van mijn besluit. Ik weet dat ik er goed aan gedaan heb.’
Ik laat mijn hoofd op Damens schouder rusten en voel hoe hij zijn arm om me heen slaat. Ik weet wel dat ik de enig juiste beslissing heb genomen, gezien de omstandigheden, maar dat maakt het niet makkelijker, denk ik stiekem. Ik zeg het maar niet hardop, anders maakt Damen zich nog meer zorgen.
‘Weet je, een van mijn theaterdocenten zei altijd dat je veel over iemand te weten komt door te kijken hoe hij zich gedraagt in tijden van veel stress.’ Miles kijkt van Damen naar mij. Zijn nek is nog steeds rood en pijnlijk, zijn stem hees en schor, maar gelukkig voelt hij zich al een stuk beter. ‘Hij zei dat iemands ware aard naar boven komt in de manier waarop ze omgaan met de belangrijke uitdagingen in het leven. Daar ben ik het mee eens, maar ik geloof wel dat het ook geldt voor hoe mensen omgaan met macht. Ik bedoel, eigenlijk ben ik niet zo heel erg verbaasd over hoe Haven erop reageerde, al vind ik het vreselijk om toe te geven. Volgens mij wisten we dat ze zo in elkaar zat. Wij kenden elkaar al sinds de basisschool en voor zover ik me kan herinneren had ze altijd al een duistere kant. Ze was altijd al jaloers en onzeker. Wat ik geloof ik wil zeggen, Ever, is dat jij dat dus niet hebt veroorzaakt.’ Hij kijkt me aan met zijn bloeddoorlopen ogen en bleke gezicht, nog zichtbaar aangeslagen door het verlies van zijn vriendin – en door het feit dat zij hem bijna vermoord had – maar hij wil me overtuigen. ‘Ze was wie ze was. En zodra ze eenmaal besefte hoeveel macht ze bezat, zodra ze geloofde dat ze onoverwinnelijk was... Nou ja, toen groeide ze helemaal in de rol, maar het zat er altijd al in.’
Ik kijk Miles aan en knik dankbaar naar hem.
Dan werp ik een vlugge blik naar de hoek waar Jude nieuwsgierig kijkt naar de verzameling olieverfschilderijen die tegen de muur staan. Hij houdt zich expres stil en afzijdig, omdat hij zich verantwoordelijk voelt voor wat er is gebeurd. Hij kan zich wel voor z’n kop slaan – in gedachten, althans – dat hij mijn plannen nu alwéér zo grondig in de war heeft gestuurd.
Ook al zou ik willen dat hij het niet had gedaan, en ook al klopt het dat zijn actie uitliep op een compleet fiasco van onmeetbare proporties, toch weet ik dat hij het niet met opzet deed. Ja, hij heeft vaker de neiging zich met mijn leven te bemoeien en hij weet me altijd net te weerhouden te krijgen wat ik het allerliefste wil hebben op deze wereld, maar dat doet hij niet expres. Het is niet zijn bedoeling om in de weg te staan. Het lijkt er meer op alsof hij ertoe gedreven wordt.
Alsof een hogere macht hem stuurt. Al weet ik zelf niet eens wat dat betekent.
‘Wat gaan we eigenlijk met de rest van die zooi doen?’ vraagt Miles, die Damen en mij heeft geholpen Romans dagboeken te verzamelen – voor zover we die konden vinden.
Het laatste wat we willen is dat iemand ze per ongeluk vindt en het gedetailleerde verslag leest van een zeer flamboyant persoon over zijn flamboyante (en ongelooflijk lange) leven, zelfs al zou diegene aannemen dat het overdreven fictie is.
‘Inpakken en aan een goed doel geven, denk ik,’ antwoordt Damen. Hij aait met zijn hand over mijn rug terwijl hij rondkijkt in een huis dat volgestouwd is met allerlei antieke voorwerpen uit diverse eeuwen. Ongeveer alles wat ooit in de opslag of in de winkel stond, staat nu hier. Niemand weet wat Haven ermee van plan was. ‘Of we organiseren een rommelmarkt en geven de opbrengst aan een goed doel.’ Hij haalt zijn schouders op; het is een hels karwei.
In tegenstelling tot Roman was Damen nooit een verzamelaar. Hij bracht eeuwen door met slechts die paar voorwerpen die hij op dat moment nodig had en hij bewaarde alleen dingen met emotionele waarde. Maar goed, Damen kan manifesteren – dingen laten verschijnen. Hij weet hoe overvloedig het universum is. Die gave heeft Roman nooit onder de knie gekregen en hij wist waarschijnlijk niet eens dat het kon. Hij werd hebberig, geloofde dat je nooit genoeg kon hebben, dat als hij iets niet kocht iemand anders dat wel zou doen, dus moest hij diegene wel voor zijn. Als hij een van zijn eigendommen uit handen gaf, dan deed hij dat puur omdat er winst te behalen viel.
‘Als er iets bij zit wat je echt graag wilt hebben, mag je het van mij meenemen,’ vervolgt hij. ‘Maar anders zou ik niet weten wat we ermee aan moeten. Ik heb er geen interesse in.’