Nacht in Parijs(24)
‘Kan ik je helpen?’
‘Misschien wel, mevrouw,’ zei Chantal terwijl ze met een brede glimlach de straat overstak. ‘Ik ben journalist en schrijf een artikel over historische villa’s in Parijs. Weet u toevallig wie er op nummer dertig woont?’
‘Wie de eigenaar is, bedoel je?’
‘Ja.’
‘Madame Grenoult. Ze woont in Zuid-Frankrijk. Ik kan me niet heugen wanneer ze hier voor het laatst geweest is.’ De vrouw boog zich uit het raam en dempte haar stem. ‘Het schijnt dat ze niet meer zo goed ter been is en dat ze het aan haar hart heeft. Madame Grenoult is van 1918,’ voegde ze eraan toe op de manier waarop oude mensen praten over mensen die nóg ouder zijn.
‘Staat het huis leeg?’
‘Nee, nee. Het huis wordt bewoond, of misschien kan ik beter zeggen “gebruikt”. Er zijn perioden dat het een drukte van belang is en dat er allerlei mensen in- en uitgaan, en daarna is het weer een hele poos stil. Dat wil zeggen…’ – de vrouw glimlachte – die indruk krijg ik. Niet dat je denkt dat ik de hele dag bij de overburen naar binnen zit te koekeloeren.’
‘Natuurlijk niet,’ haastte Chantal zich te zeggen. ‘En wat voor mensen zijn dat die het huis gebruiken?’
‘Alleen maar nette mensen. Ik heb begrepen dat ze cursussen volgen, maar vraag me niet waarvoor. Sommige cursisten blijven een week, soms nog langer.’ De oude vrouw boog zich weer uit het raam. ‘Wat wel leegstaat is nummer 32. Een scheiding,’ klonk het op fluistertoon. ‘Twee nog heel jonge mensen. Onbegrijpelijk. Als je op zoek naar woonruimte bent… het is een goede buurt. Mensen wonen hier graag. Ik woon hier al bijna zeventig jaar.’
‘Ik ben niet op zoek naar woonruimte. Ik eh…’ Chantal zocht een aanleiding om het gesprek weer op nummer 30 brengen. ‘Hebt u ook wel eens andere bezoekers naar binnen zien gaan?’ vroeg ze, terwijl ze naar de deur onder het rozetraam wees. ‘Ik bedoel: geen cursisten?’
‘Het meisje van het kantoor heeft een sleutel. En dan is er ook nog een meneer, maar die verschijnt niet iedere dag op kantoor.’
‘Hoe ziet die meneer eruit?’
‘Hij is altijd keurig gekleed en heeft vaak een tas bij zich.’
‘Hoe oud is-ie?’
De vrouw slaakte een diepe zucht. ‘Tussen de vijftig en zestig, schat ik. Maar misschien laat ik me misleiden door zijn kale hoofd.’
‘Kaal?’
‘Ja, helemaal. Als een biljartbal. De dochter van madame Grenoult heeft ook een sleutel,’ ging ze haastig verder, alsof het haar net te binnen schoot en ze bang was om het onmiddellijk weer te vergeten. ‘Marie-Christine. Ze woont niet ver van haar moeder.’ In de laatste zin klonk een zweempje bitterheid door, alsof de vrouw haar eigen kind of kinderen nauwelijks zag.
Chantal ging er niet op in. ‘Komt Marie-Christine wel eens naar Parijs?’
‘Niet vaak. Maar als ze in Parijs is, komt ze altijd langs voor een praatje.’
‘Wanneer hebt u haar voor de laatste keer gezien?’
‘Een halfjaar geleden. Misschien nog wel langer geleden. Op mijn leeftijd gaat de tijd opeens heel snel.’
Chantal besloot het erop te wagen. ‘Kent u Guy Lavillier?’
‘Guy Lavillier…?’ Het voorhoofd had zich gefronst. ‘Zou ik die moeten kennen?’
‘Het is een bekende politicus.’
‘Komt hij wel eens op televisie?’
‘Ja, en hij lijkt op Yves Montand.’
De ogen van de vrouw begonnen als die van een jong meisje te stralen. ‘De acteur?’
‘Ja.’
‘Nee, ik geloof niet dat ik die meneer ken. In ieder geval heb ik nog nooit iemand in de straat gezien die op Yves Montand lijkt. Waarom vraag je naar die meneer?’ De frons op het voorhoofd was weer terug.
‘Omdat ik had begrepen dat hij me meer over het huis kon vertellen. Voor mijn artikel,’ voegde Chantal er snel aan toe.
‘Volgens mij kun je beter praten met madame Grenoult. Of met Marie-Christine. De familie Grenoult heeft het huis al heel lang in bezit.’
‘Hebt u van een van beiden misschien een telefoonnummer?’
‘Nee.’
‘Een adres?’
‘Ik weet alleen dat madame Grenoult in een résidence woont, met uitzicht op zee.’ De jaloezie viel niet te missen.
Chantal draaide zich om. Vanaf het raam keek de oude vrouw recht op het kantoor van Formosa, recht op de plek waar het bestelbusje had gestaan. ‘Hebt u vanmiddag een grijs bestelbusje met twee mannen gezien?’ vroeg Chantal terwijl ze naar de overkant wees.
‘Hier in de straat?’
‘Ja.’
‘Nee,’ reageerde de vrouw niet-begrijpend. ‘Wanneer moet dat zijn geweest?’