Nacht in Parijs(22)
‘Een tweede dossier is in het bezit van mijn notaris,’ merkte de opdrachtgever langs zijn neus weg op. ‘Als hij langer dan een dag niets van me hoort, stuurt hij de papieren linea recta naar Interpol.’ Er volgde een minzaam lachje. ‘Milos, je moet weten dat ik je altijd heb bewonderd vanwege je vakmanschap. Ik ben een fan, een echte fan, en daarom heb ik jouw carrière altijd op de voet gevolgd. Uit interesse, niet om ooit nog eens een beroep op je te doen. Maar helaas, de omstandigheden dwingen mij tot een andere keuze. Ik heb een vakman nodig. De beste. En dat ben jij.’
Mooie woorden, maar de boodschap bleef hetzelfde. Milos mocht de rotzooi opruimen. Nee, hij moest.
‘Het is de laatste keer,’ ging de opdrachtgever zonder met zijn ogen te knipperen verder. ‘Beloofd is beloofd. Daarna mag je net zoveel Chopin spelen als je wilt. Honderdduizend voor de hele klus.’
‘En wat houdt die klus in?’
‘Ho, ho. Stap voor stap.’ Lachend trok hij een attachékoffertje onder de tafel vandaan. ‘Hier zit alles in wat je nodig hebt. Een telefoon, een Glock, een geluiddemper.’ De opdrachtgever grijnsde alsof het een fluitje van een cent was.
‘En nu?’
Ze naderen een verkeersplein. Stoplichten. Een woud van verkeersborden. Rechts gaat het naar Bordeaux en Lyon. Tussen de borden hangen camera’s die iedere verkeersovertreding genadeloos registreren. Milos kan ze niet een-twee-drie ontdekken, maar hij weet dat alle belangrijke wegen via video in de gaten gehouden worden, de enige reden waarom ze hun bespottelijke pruiken en zonnebrillen ophouden.
‘Rechtdoor,’ antwoordt de opdrachtgever na een blik op zijn tomtom.
Ze rijden het viaduct op en kruisen de A86. Zonder een woord te wisselen gaat het verder, alsmaar rechtdoor, in noordoostelijke richting. Milos probeert zich te oriënteren, maar hij heeft geen idee waar hij zich bevindt. Parijs is als een monster dat haar tentakels naar alle kanten uitslaat. Een jungle van beton, staal en glas. Van de voorsteden die ze doorkruisen rest slechts een stukje van de oude kern, daaromheen is alles volgebouwd. Winkelcentra, bedrijven, woontorens, de ene nog troostelozer dan de andere. Op de muren is graffiti gespoten. Fuck UMP, fuck Sarko, fuck Carla. Het doet Milos denken aan La Valette. Een reservaat voor de kanslozen, afgeserveerd door de maatschappij. Bij de bushalte staat een groepje Afrikanen te wachten. Een van hen steekt zijn duim op.
‘Doorrijden,’ zegt de opdrachtgever.
Viezeriken. Milos hoort het hem denken.
De man wijst naar een terrein verderop waar een hoop vrachtauto’s staan. Milos rijdt het hobbelige terrein op. Het busje schommelt van links naar rechts.
‘Stop tussen die vrachtauto’s,’ zegt de man, ‘en zet je pruik en zonnebril af.’
Daarna gaat het weer verder. De bebouwing wordt minder. Steeds meer braakliggend terrein met hopen aarde of metershoog onkruid. Tegen de spoordijk ligt een zigeunerkamp. Een paar woonwagens op een kluitje. Tussen de wagens hangt bontgekleurd wasgoed te drogen. Rechts van de woonwagens is het terrein bezaaid met autowrakken en ander schroot. Links grazen een paar geiten en spelen kinderen. Hij hoort de opdrachtgever diep zuchten. De weg draait naar rechts. Wanneer ze onder het spoor door rijden, schiet de TGV met een donderend geraas over hun hoofd.
Zwijgend rijden ze verder. Wanneer Milos het bord met ZONE INDUSTRIELLE ziet, krijgt hij een vermoeden wat het doel van hun rit is.
‘Linksaf,’ zegt de opdrachtgever na een blik op zijn schermpje.
De weg voert langs dorre graanakkers. Dan doemen de eerste bedrijven op. Een autobandenfirma, een sloperij. De man leidt Milos naar een gigantische loods waar met grote letters SAFEGUARD op de wand staat. Naast de gesloten slagboom bevindt zich een gebouwtje voor bezoekers.
‘Wat nu?’
‘Er is vanochtend telefonisch opslagruimte gereserveerd,’ zegt de opdrachtgever gebarend naar het gebouwtje.
‘Op welke naam?’
‘Pajoux.’
Natuurlijk. Het bestelbusje stond gereserveerd op dezelfde naam. Milos stapt uit. Achter de balie zit een meisje met een laag uitgesneden truitje en een piercing in haar lip bij wie hij zich moet legitimeren. Ze overhandigt hem het contract en wijst hem op de voorwaarden. Geen opslag van drugs of geheelde goederen en ook geen chemicaliën of andere brandgevaarlijke stoffen. Geen woord over het opslaan van een lijk. Na ondertekening ontvangt hij een pasje waarmee hij vierentwintig uur per dag toegang heeft tot de loods. De pincode mag hij zelf invoeren.
Het meisje noemt het nummer van de opslagruimte. G54. Ze zegt wat de afmetingen zijn, waarop hij instemmend knikt. Ze pakt een kaartje met de plattegrond van de loods en zet een kruisje bij de juiste plek.
‘Is de ruimte gekoeld?’ vraagt hij.