Nacht in Parijs(123)
‘De smeerlap!’
‘Ken je die?’
‘Nou en of.’ Saimir wees op de pleister op zijn kin.
‘Als we ons willen overgeven, schrijft Jarre, kunnen we ons het beste tot hem wenden. Ook als we hulp nodig hebben.’
‘Hulp,’ smaalde Saimir. ‘We hebben geen hulp nodig.’
‘En als we in Poitiers niets vinden? Van Bruno’s oma heb ik begrepen dat hij in het verleden een paar domme dingen heeft gedaan.’
‘Domme dingen?’
‘Misschien heeft hij een strafblad. Jarre zou kunnen kijken of er in de politiedossiers iets over Bruno Marcheix staat.’
Hij trok zijn schouders op, nog steeds niet overtuigd.
‘Saimir, ik vertrouw Jarre. Vertrouw mij.’
‘Oké,’ zei hij aarzelend.
Ze schreef een antwoord aan Jarre. Zonder al te veel op de details in te gaan, vroeg ze hem om meer informatie over Bruno Marcheix en voegde de link naar de Facebook-pagina toe. En met mij gaat alles goed, schreef ze ten slotte. Al die tijd stond Saimir achter haar en las mee.
‘Zo goed?’
‘Ja.’ Hij lachte. Een brede, ontwapenende lach.
Ze drukte op ‘verzenden’.
‘Open je dat andere bericht niet?’ vroeg hij wijzend naar het scherm. ‘Later.’
‘Wie is…’ – hij bracht zijn hoofd dichterbij, waarbij hij half over haar schouder hing – ‘… Evelyne Perrot?’
‘Een vriendin,’ antwoordde ze. Mijn beste vriendin die het, zonder me er eerst van op de hoogte te brengen, met mijn vader doet. Ze probeerde te glimlachen, maar het lukte niet echt.
‘En wat is…’ – hij deed een poging om het onderwerp van het bericht uit te spreken – ‘… Otze?’
‘Hotze,’ verbeterde ze. ‘Dat is ook Nederlands, maar het is vast niet belangrijk. Bovendien…’ Ze klikte het programma weg. ‘We moeten gaan eten.’
‘Niks eten.’ De man met de vilten hoed stond midden in de salon. ‘De politie kan ieder moment arriveren,’ klonk het in gebrekkig Frans terwijl hij opgewonden naar de straat wees. ‘We gaan er aan de achterkant uit. Via de loods. Snel!’
Voor de ingang van het appartementencomplex stopt een taxi. Een vrouw stapt uit. Ze is rond de vijftig, vrij klein en heeft halflang blond haar. Terwijl de taxi met draaiende motor blijft staan, haast ze zich naar de ingang.
Milos registreert het, zoals hij al bijna drie uur alles wat zich om het appartementencomplex afspeelt, registreert. Tussendoor loopt hij steeds een eindje over de boulevard, kijkt naar de schepen en naar de kinderen met hun vliegers en doet alsof hij een toerist is die niets anders te doen heeft dan de hele middag een beetje te lanterfanten. Gelukkig heeft hij nog zijn iPod. Zonder Chopin zou dit wachten nog ondraaglijker zijn. Georges Cziffra, Martha Argerich en Vladimir Horowitz houden hem op de been en herinneren hem aan het ultieme doel van deze actie. Nadja. Een huisje in Mazuren. Samen oud worden. Zulke idiote wensen zijn het toch niet? Als de ellendige nachtmerrie maar ophoudt.
Halfzeven. Langzaam maar zeker stroomt het strand leeg. Vaders en moeders zeulend met tassen. Kinderen die zeuren om een ijsje. De ijssalon aan de boulevard is het punt waar Milos steeds omkeert, omdat hij anders de ingang van het appartementencomplex niet meer in de gaten kan houden. De fronsende blik van de ijsverkoper doet hem realiseren dat hij hier vanmiddag wel erg vaak is langsgelopen. Verdacht vaak. Automatisch versnelt hij zijn pas.
De vrouw met het halflange blonde haar komt uit het gebouw, een weekendtas in haar hand, en stapt in de taxi, die onmiddellijk optrekt. Zijn kant op. Wanneer de taxi langsrijdt, kijkt hij naar de vrouw op de achterbank. Haar gezicht staat een beetje nors. Zou het de vriendin van de gitarist zijn? flitst het door zijn hoofd. Hij probeert zich de twee samen voor te stellen. De kleine, beetje mollige vrouw en de lange, dunne man. Een bizarre combinatie. Maar wat is bizar? Alsof Nadja en hij nou zo’n voor de hand liggend stel zijn. Een caissière en een huurmoordenaar. Hij vraagt zich af waarom de vrouw alleen in de taxi zit. Een ruzie in een restaurant? De vrouw heeft het uitgemaakt en is haar koffer gaan halen. Straks komt de lange man. Gebroken. Alleen. Een makkelijk slachtoffer.
Het begint Milos te duizelen. Is het de warmte? Hij kan zich niet herinneren wanneer hij voor het laatst iets gedronken heeft. Een gevoel van moedeloze vermoeidheid maakt zich van hem meester. Zijn benen worden opeens slap en zijn rug doet weer net zo’n pijn als toen hij uit de auto kroop. De botsing. Was dat gisteren? Door alle stress slaagt hij er nauwelijks in helder te denken. Geen overzicht, geen controle. Het hele gijzelingsplan komt hem plotseling nodeloos ingewikkeld voor. Hij gaat op een muurtje zitten. In zijn rugzak klinkt een elektronisch geluidje ten teken dat er een sms’je binnenkomt. Milos diept de gsm uit de rugzak op en moet een paar keer met zijn ogen knipperen tot de letters op het display niet meer bewegen. De sms is van de Albanees afkomstig. Milos leest het bericht. Het is het eerste verstandige voorstel dat de opdrachtgever doet.