Reading Online Novel

Nacht in Parijs(107)



‘Merci.’

In ieder geval was haar worp raak. Verder was ze een trut. Of niet? Nee, zei ze tegen zichzelf, ze zou zich niet laten kennen. Ze draaide hem de rug toe en begon zich uit te kleden, half struikelend in haar poging om uit haar jeans te stappen. Ondertussen hield ze hem vanuit een ooghoek in de gaten, wachtend op het moment dat hij zijn ogen dicht leek te hebben om er geen sop in te krijgen. Nu. Zodra ze in de beek gesprongen was, liet ze zich achterovervallen en zwom met een kalme rugslag weg van Saimir.

‘Koud, hè?’ Lachend wees hij naar haar tepels, die als twee nieuwsgierige wormpjes met hun kopje boven het wateroppervlak uitstaken.



Een aangeharkte wijk. Vrijstaande huizen met garages en goed onderhouden tuinen. Welstand. Een hoop dichte luiken. Vakantie. Milos voelt jaloezie opwellen. Eind augustus is Nadja jarig. Hij heeft haar gevraagd die week vrij te houden. Als verrassing heeft hij een reis geboekt naar de Seychellen. De tickets kan hij deze week afhalen. Hij probeert het beeld van de wanhopige Nadja te verdringen. Concentreer je, Milos. Geen fouten. Misschien is dit wel je laatste kans.

De bewoners die zijn thuisgebleven, zijn er al vroeg uit. Sommigen sproeien hun tuin. Door een open raam klinkt een flard van het radionieuws. In Marseille is een half woonwagenkamp in vlammen opgegaan. De politie vermoedt dat de brandstichters gezocht moeten worden in extreem rechtse kringen. Marie-Christine Grenoult, de nieuwe politiek leider van La Nouvelle France, noemt de conclusies van de politie voorbarig en roekeloos. Milos loopt verder, leeg en uitgeput na een doorwaakte nacht. Ergens, in een schemertoestand tussen slapen en waken, heeft hij in een helder moment het plan bedacht. Eigenlijk is het de Albanees die hem op het idee heeft gebracht. Vraag: hoe vind je iemand die niet gevonden wil worden? Antwoord: draai de rollen om. Chantage. De oudste truc ter wereld. In plaats van te wachten tot de journaliste ergens opduikt, moet hij zelf in actie komen en het dierbaarste wat de vrouw heeft in bezit nemen. Het mapje met achtergrondinformatie dat de opdrachtgever hem heeft meegegeven blijkt toch nog vruchten af te werpen. Zittend op zijn bed, de laptop binnen handbereik, heeft Milos vannacht een lijst gemaakt van potentiële slachtoffers. Chantal Zwart bezit een tweede huis in Monteil, een gehucht in de Limousin. Kent ze daar mensen die haar dierbaar zijn? Dan heeft ze nog een paar vrienden en vriendinnen in Parijs met wie ze regelmatig belt en mailt. Ook is er een lijstje namen van collega’s. Een hoofdredacteur van een internetkrant, een paar andere journalisten. Hoezo dierbaar? Chantal Zwart is freelancer. Andere journalisten zijn concurrenten. Hoe minder hoe beter. Ze is eigenaar van een groot huis aan de rue Pavée. Zijn er bewoners die haar na aan het hart liggen? Ze heeft het huis pas zo kort dat Milos het zich nauwelijks kan voorstellen. En zo blijft er één kandidaat over: haar vader, een eenenzestigjarige weduwnaar die in Ivry-sur-Seine woont. Volgens de belstaten waar de opdrachtgever beslag op heeft weten te leggen, bellen de journaliste en haar vader iedere week met elkaar, en soms nog vaker. Milos moet aan zijn eigen vader denken en hoelang geleden het is dat ze elkaar hebben gesproken. Waarschijnlijk heeft zijn vader zich allang kapotgezopen. Milos zou het niet eens erg vinden. Dat de Albanees Nadja heeft, dat is pas erg. Terwijl Milos door het wijkje loopt, komen de beelden in alle hevigheid weer op hem af. Concentreer je, zegt hij opnieuw tegen zichzelf. Doe wat gedaan moet worden, maak geen fouten, des te eerder is de nachtmerrie afgelopen.

Hij heeft het huis bereikt. Een kleine villa. Kamperfoelie slingert tegen de voorgevel. Door de openstaande garagedeuren ziet hij een zwarte Golf staan. Er is dus toch iemand thuis. Gelukkig. Toen hij vanochtend het vaste telefoonnummer probeerde, nam er niemand op.

‘Goedemorgen.’ Een oudere vrouw komt uit de tuin aanlopen. ‘Zoekt u iemand?’

‘Eh…’ Milos is meteen van zijn stuk gebracht. ‘Ik heb een zoon die eh… gitaar speelt,’ begint hij te hakkelen, ‘en had begrepen dat meneer Zwart gitaarlessen geeft. Toevallig was ik in de buurt en eh…’

‘Meneer Zwart is een paar dagen weg,’ antwoordt de vrouw met een gezicht alsof ze het niet helemaal vertrouwt. ‘Hij is met een vriendin naar Cherbourg en heeft mij gevraagd om de planten water te geven.’ Ze glimlacht ten teken dat hij niet moet denken dat het huis onbeheerd wordt achtergelaten.

‘Hebt u misschien een telefoonnummer in Cherbourg?’ vraagt Milos, ‘of een adres?’

‘Nee.’

Uit de blik spreekt wantrouwen. Wie gaat er ’s ochtends om acht uur op zoek naar een gitaarleraar voor zijn zoon? Hij ziet het de vrouw denken. Spontaan begint hij te zweten. ‘Weet u wanneer meneer Zwart weer terug is?’ vraagt hij snel.