Nacht in Parijs(104)
Terwijl ze buiten enthousiast hoorde klappen op het ritme van de muziek, opende ze het tweede document. Saimir had niet alleen Lavilliers laptop gehackt maar ook de computers van de stichting Formosa. De informatie van het tweede document was mogelijk nog explosiever dan het eerste. Namen, cijfers, bedragen – grote bedragen – lijstjes. Haar ogen schoten over het scherm om te begrijpen wat ze zag. Puur dynamiet. De stichting Formosa bleek een dekmantel om met een even slim als sluw systeem de partijkas van La Nouvelle France te spekken. Het grootste deel van de projecten die Formosa subsidieerde, was gefingeerd. Aan de hand van de Kamer van Koophandel-gegevens, of beter gezegd het ontbreken daarvan, had Saimir een lijst opgesteld van fakeprojecten waar enorme bedragen heen vloeiden die meteen werden witgewassen. Bij de geldschieters dook opvallend vaak de naam Grenoult op. De oude mevrouw Grenoult. Terwijl zij in haar résidence met uitzicht op zee zat weg te suffen, joeg dochter Marie-Christine de miljoenen erdoorheen. Interessant was ook het Excel-bestand met ‘cursisten’. Saimir had de namen zoveel mogelijk proberen na te trekken. Veel middenstanders en ondernemers, de meesten van hen actief in de lokale politiek, een paar prominente Fransen die zich in het openbaar altijd kritisch hadden uitgelaten over onderwerpen als buitenlanders en de euro. Bij ‘docenten’ stonden de namen van Lavillier, Ortola en fractiemedewerker Simiç, maar er waren ook ‘gastdocenten’, vertegenwoordigers van rechtspopulistische zusterpartijen uit Israël, Scandinavië, Nederland, Vlaanderen en Hongarije. Ze dacht aan Axel, de hoofdredacteur van Vox, die wat betreft het zogenaamde beheer van het Grenoult-kapitaal goed zat, maar de plank volledig missloeg met zijn opmerking over de slechte organisatie van La Nouvelle France. De partij beschikte over meer geld dan de UMP of de Parti Socialiste. Ongemerkt en geruisloos werden de toekomstige kandidaten klaargestoomd voor het politieke handwerk om straks, wanneer de overwinning was binnengehaald, op de roodpluchen bankjes in het parlement plaats te nemen.
Chantal zuchtte diep. Natuurlijk, ze had altijd vermoed dat er iets met het pand aan de rue de Prony niet in de haak was, maar dit overtrof haar stoutste verwachtingen. Ze klikte het document weg. Er was nog een document dat Saimir voor haar had geopend. ‘Manuscript’ had hij het genoemd. Toen ze het wilde gaan lezen, viel het haar op hoe stil het buiten was. Geen muziek, geen klappende Roma, geen feest.
‘We moeten weg.’
Saimir stond in de deuropening van de salon, een verbeten blik, de SIG onder zijn broekriem.
‘Snel.’ Hij trok haar van haar stoel, klapte de laptop dicht en stak die onder zijn arm.
‘Wat is er aan de hand?’ vroeg ze.
‘De flikken zijn onderweg. We moeten opschieten.’
‘Jullie hebben slechts een paar minuten.’ Bako, die ook was binnengekomen, hijgde. ‘Vergeet jullie spullen niet.’
Chantal griste haar schoudertas van tafel. ‘Mijn scooter staat nog…’
‘Die hebben wij al weggehaald,’ zei hij gehaast.
‘Maar…’
‘Aan die scooter hebben jullie nu niets.’ Bako loodste hen naar de keuken, trok een buffetla open en haalde van onder het bestek een plat leren etui tevoorschijn dat hij Saimir in de hand drukte. ‘Hier zit alles in: sleutels, autopapieren, een beetje geld.’ Hij opende de buitendeur en wees de nacht in. ‘Jullie volgen dit pad, langs het bos. Aan de andere kant is een grote houten schuur met een kettingslot. De sleutel zit in het etui. Onder de hoes staat een zwarte Peugeot met in de achterbak een koffer met spullen. Als het goed is, zit de tank vol.’ Hij omhelsde Saimir en Chantal. ‘En wees alsjeblieft voorzichtig, kinderen.’
Donderdagochtend
Kort nadat ook de laatste vogel was gaan fluiten, brak het eerste daglicht door. Chantal keek door het raampje omhoog naar het langzaam kleurende bladerdak. Behalve het gekwinkeleer van de vogels was het doodstil. Ergens kabbelde een beekje. Geen zuchtje wind, geen verkeer of andere levenstekens. Ze probeerde zich te bevrijden uit de foetushouding waarin ze de afgelopen uren had doorgebracht, maar op de achterbank van de auto was nauwelijks ruimte om te bewegen, laat staan om haar stijve benen te strekken. Een wonder dat ze nog een paar uur had geslapen. Ze dacht terug aan de rit van afgelopen nacht. Het eerste deel hadden ze zonder licht gereden, koersend op de maan. Daarna hadden ze zeker een uur over allerlei kleine wegen gereden om ten slotte, ergens tussen Saint-Léger en Le-Perray-en-Yvelines, een bosweg te nemen en net zo lang door te rijden tot de weg ophield. Ze bevonden zich ergens midden in het forêt domaniale de Rambouillet, een nationaal park, waar ze vroeger als kind een paar keer met haar ouders was geweest. Ze herinnerde zich zondagse toertochtjes die eindigden bij een pannenkoekenrestaurant dat naast een manege lag waar ze pony’s hadden. Opnieuw keek ze omhoog. Het zonlicht wierp goudgele banen tussen takken en bladeren. Het beloofde een prachtige dag te worden.