Reading Online Novel

Moord in de Dom(60)



Grootspraak. Daar hadden we helemaal de kracht niet voor.

‘Hoe kom ik daar?’ hoorde ik plotseling iemand roepen. Ik keek langs het gezicht van Raymond omlaag en zag adjudant Posthumus bij de doopvont staan. Hij keek verbijsterd omhoog, zijn gezicht bleek oplichtend.

‘Achter u!’ riep ik. ‘Dat deurtje naar de balgenkamer, u weet wel. Waar u naar het dak kunt. Dat is open!’

Veel bidden deed ik niet, maar op dat moment bad ik vurig dat het waar was. De sleutel zat namelijk in mijn zak en daar kon ik onmogelijk bij.

‘Halverwege is links een deurtje, dat openstaat, en dan linksaf het triforium op! Snel, alsjeblieft!’

‘Ruud!’ riep hij. Zijn maat DeBildt natuurlijk. Hij draaide zich om en rende naar de kooromgang aan de overkant.

Intussen probeerde Maria achteruit te kruipen, en Raymond mee te trekken. Maar er kwam nauwelijks beweging in, omdat ik niet kon meewerken. Ik moest mijn arm om de staander klemmen om te voorkomen dat Raymond me mee zou sleuren.

‘Hou je ergens aan vast,’ zei ik hijgend tegen Maria. ‘Laat je niet meetrekken.’

Ze richtte zich half op en greep met één hand de reling. Met haar andere hand had ze nog steeds Raymonds pols vast, maar ik wist niet hoe lang ze dat nog zou volhouden. Als mijn linkerarm het niet meer zou houden, moest ik hem loslaten. Geen andere optie.

Ik keek omlaag. Posthumus kwam niet terug, en de deur stond dus open.

Dank u wel, zei ik onhoorbaar.

Toen zocht ik Raymonds ogen. Hij had ze open, maar zag niets meer. Het bloed van mijn wond liep door mijn mouw omlaag en drupte op zijn voorhoofd. Ik sloot mijn ogen weer en concentreerde me maar op één ding: niet loslaten.

Maar ik moest steeds meer moeite doen om zijn pols vast te houden. Hij gleed millimeter voor millimeter uit mijn bezwete handpalm. Ik kon niets anders doen dan zo hard mogelijk knijpen en de pijn in mijn linkerhand negeren. Het duurde oneindig lang voor er hulp kwam. Te lang waarschijnlijk.

Maria zei niets. Ze keek onafgebroken omlaag en ik kon haar ogen niet zien. Ik wist niet of ze had gehoord wat Raymond had gezegd over wat er tussen hem en Vincent was gebeurd. Ik wist niet of ze wist dat Raymond Vincent had gedood, al dan niet per ongeluk. Maar als ze het wel had gehoord, was dat voor haar geen reden om niet vast te houden. Ze bewoog zich niet.

Raymonds pols gleed weg, net als de tijd die Posthumus nodig had om bij ons te komen Het duizelde me, en de zweetdruppels die van mijn voorhoofd en langs mijn wenkbrauwen liepen spatten uiteen op de stoffige stenen rand.



Vanuit mijn ooghoek zag ik het licht van een zaklamp, en toen was Posthumus er, direct gevolgd door zijn schaduw, DeBildt. Hij stapte over Maria heen en liet zich bliksemsnel op zijn knieën zakken. Zonder tijd te verspillen boog hij zich over de rand. Hij greep de pols van Raymond, zo ongeveer op het moment dat ik hem niet meer kon houden.

DeBildt nam naadloos de andere hand over van Maria, en samen trokken ze Raymond omhoog, tot hij als een vis op het droge op het looppad naar adem lag te happen.

Terwijl ik op mijn buik bleef liggen, haakte ik voorzichtig mijn arm los van de staander. Het enige wat ik voorlopig kon doen, was mijn hoofd optillen. Ik zag dat Raymond zich los begon te worstelen.

‘Rustig, rustig!’ zei Posthumus. ‘U bent veilig.’

Ik wilde zeggen dat hij de dader van de moord te pakken had. Dat hij niet per ongeluk onder de reling was doorgeschoten. Dat hij ons met de dood had bedreigd. Dat ze niet beleefd tegen hem hoefden te doen. Maar het enige geluid dat ik voortbracht was een schor gefluister.

Terwijl Posthumus en DeBildt – DeBildt achterwaarts – Raymond met zich meesleepten naar de hoek van het triforium, keek ik Maria aan. Ik zag de verwarring in haar ogen, waaraan ik kon zien dat ze in de verste verte niet snapte wat er allemaal was gebeurd. Waar ik plotseling vandaan was gekomen, bijvoorbeeld. Om van Posthumus en DeBildt nog maar te zwijgen.

‘Achteruit,’ zei ik. ‘Ik wil hier weg.’

Ik dwong mezelf om niet omlaag te kijken, omdat ik ter plekke door hoogtevrees werd bevangen. Ik wilde veilig beneden zijn en dan nooit meer naar boven.

We gingen staan, maar dat ging voor mij te snel. De kerk draaide om me heen en ik kreeg hem niet meer op zijn plek. Steeds sneller tolde alles rond. Ik moest mijn ogen dichtdoen en tastte wanhopig naar de reling. Twee keer greep ik mis, en toen had ik hem.

‘Wat is er?’ hoorde ik Maria verschrikt zeggen. ‘Word je niet goed?’

Niet goed, dat was nog zacht uitgedrukt. Ik schudde mijn hoofd en bleef staan waar ik stond, zonder dat ik mijn ogen open durfde te doen. Ik voelde dat ze mijn rechterhand greep, en voetje voor voetje, terwijl ik met mijn linkerhand nog steeds de reling vasthield, schuifelde ik achter haar aan naar het veilige poortje van het triforium. Daar liet ik me maar weer eens op mijn knieën zakken.