Reading Online Novel

Maxime(56)



'Je ziet er schattig uit, Linda, als je zo dreigend kijkt.' 'Daarom heb ik jou aangenomen, daarom hebben we het hele weekend op die troep achterstallig werk zitten zwoegen. Jij gaat mijn huid redden, want jij bent helemaal niet schattig.' 'En ik dacht nog wel dat je me aardig vond.' 'O, je kunt ermee door,' zei ze stijfjes, ondertussen haar hardnekkige Ierse temperament verwensend, dat zich bij het zien van die jonge en absoluut ongenaakbare Rocco steeds weer roerde. Ze nam hem aandachtig op, terwijl ze zich afvroeg hoe het mogelijk was dat zo'n spetter van een vent zoveel respect kon afdwingen. Hij had een warrige zwarte krullenbol, donkere ogen, die zowel dromerig konden glanzen als vurig konden schitteren, en de neus van een Prins de' Medici. In zijn krachtige trekken kon ze, hoe kritisch ze hem ook opnam, geen enkele onvolkomenheid ontdekken. Alles aan hem was volmaakt. Ze had moeite haar ogen van hem af te houden. Hij zou als model kunnen dienen, dacht ze, voor een meesterstuk van een groot renaissanceschilder. Ja, van Rocco Cipriani kon je evenveel over renaissancekunst leren als van een bezoek aan het Metropolitan Museum.

Rocco deed het op zijn drieëntwintigste zo goed bij Condé Nast dat het alleen een kwestie van een paar jaar en wat meer ervaring was voor hij art-director van zijn eigen tijdschrift zou zijn. Ze wist heel goed dat hij niet bij Amberville zou blijven. Dit was voor hem een van die snelle, tactische, zijdelingse manoeuvres die sommige van de beste en meest ambitieuze artdirectors maakten om sneller vooruit te komen dan wanneer ze hun hele leven bij een en hetzelfde bedrijf bleven... dat had ze zelf ook gedaan. Het was alleen riskant als je niet heel, heel goed was. Rocco had niets te vrezen.





Rocco was een van die artdirectors die uitsluitend bij tijdschriften willen werken. Hij voelde niets voor het reclamevak, ondanks de dikke salarissen die de arme bliksems die zichzelf 'creative directors' noemden, daar verdienden. Zij waren altijd gebonden aan de eisen van hun cliënten, hij was alleen gebonden aan de grenzen van zijn eigen fantasie. Voor Rocco bestond het toppunt van geluk uit een leeg vel papier, maagdelijk wit papier, dat hij mocht vullen met lay-outs waarvan niemand ooit had gedroomd, lettertypen die sedert de uitvinding van de boekdrukkunst nog nooit waren gecombineerd, tekeningen van kunstenaars aan wie men tot dan toe alleen had gedacht in termen van galerieën en musea. Rocco was bezeten van zijn werk en nooit helemaal tevreden over zijn prestaties. Hij werkte minstens tien uur per dag aan zijn bureau en als hij thuiskwam maakte hij allereerst zijn brievenbus leeg, die volgestouwd zat met tijdschriften uit alle delen van de wereld. Stuk voor stuk, pagina voor pagina verslond hij die, hevig vloekend als hij een nieuw idee zag waar hij zelf niet opgekomen was. De pagina's die hij interessant vond scheurde hij uit en plakte ze op de muren van zijn grote woonzolder, die zo langzamerhand van onder tot boven bedekt waren met een collage van het beste dat er internationaal op het gebied van grafische ontwerpen bestond. Er waren maar twee mensen op de wereld die Rocco Cipriani benijdde: Alexander Liberman, het genie dat art-director bij Condé Nast was, en Pavka Mayer. Hij wist zeker dat hij voorbestemd was een van beiden te zijner tijd op te volgen, maar hij wist ook dat hij nog veel moest leren. Daarom was Linda's aanbod dubbel aantrekkelijk geweest: hij zou voor Pavka werken, indirect weliswaar, maar hij zou misschien toch in de gelegenheid zijn iets van de grote man te leren.





Rocco begon bij Savoir Vivre op een maandag in juli. Vrijdags kon Linda het niet langer uithouden en bezweek voor de verleiding hem op te bellen en te vragen hoe het ging. 'We hebben de hele achterstand weggewerkt en maandag beginnen we aan het novembernummer,' zei hij. 'Nu al? Hoe kan dat?'

'Tja, niemand vond het leuk om de hele week tot twaalf uur 's avonds te werken, maar ze hebben het wel gedaan.'

'En het probleem Maxi?'

'Het probleem Maxi? Je bedoelt mijn stagiaire?'

'Als je haar zo noemen wilt, ja.' 'Jezus, Linda, geen enkel probleem. Dat kind is gewoon een vondst. Neemt niet eens een lunchpauze, eet even een hardgekookt ei en gaat meteen de boel aanvegen en opruimen en zorgt dat alles voor iedereen klaarligt als ze na hun lunch terugkomen. Ze is erg volwassen voor een meisje van negentien. Altijd als eerste binnen en als laatste de deur uit, loopt niet te lummelen, brengt de koffie voordat iedereen ernaar begint te snakken, zorgt dat mijn viltstiften altijd op volgorde liggen. Ik heb nog nooit ergens zo'n overzichtelijk bureau gehad. Rookt niet, kleedt zich netjes, houdt geen kletspraatjes en schijnt zelfs nooit uit te gaan. Is ze soms een mormoon? Als ik haar nodig heb is ze er... maar nooit hinderlijk. Een prima meisje. Niet lelijk ook, nou ik er goed over nadenk... helemaal niet...' 'O, verdomme!' 'Wat heb je?'

'Laat maar. Het doet er niet toe. Ga zo voort, Rocco. Ik ga weer naar het strand en loop de zee in tot ik verzuip.'