Lokroep(9)
Ze zette de auto in de versnelling en reed zo hard weg dat ze bijna op een auto voor haar botste, iets wat haar zelden overkwam. Onderweg naar de haven kalmeerde ze een beetje en bedacht dat het echt veel beter zou zijn wanneer Penn en haar vriendinnen de stad zouden verlaten.
3
Achtervolgd
Harper had gehoopt dat ze hem niet zou zien, maar de laatste tijd leek het of ze geen enkel bezoekje aan de haven kon brengen zonder Daniel tegen het lijf te lopen. Hij woonde op een boot die in de haven lag. Het was maar een klein motorjacht, dat niet echt was bedoeld om op te wonen.
Brian werkte aan de andere kant van de baai waar hij de schepen loste die binnenkwamen. Dat deel was niet bedoeld voor de pleziervaart, dus was het minder aantrekkelijk voor toeristen. De meeste plezierjachten lagen dichter bij het strand voor anker. Maar er waren ook een paar plaatselijke bewoners, zoals Daniel, die hun boot wel aan deze kant van de haven hadden liggen.
Toen Harper hem de eerste keer zag, was ze ook op weg naar haar vader in de haven geweest. Kennelijk was Daniel toen net wakker, want hij stond over de rand van zijn boot te plassen. Precies op dat moment had Harper opgekeken. Daniel had onmiddellijk zijn broek opgetrokken en was van de boot gesprongen om zich aan haar voor te stellen en zich vervolgens uit te putten in verontschuldigingen. Als hij er niet voortdurend bij gelachen had, zou ze zijn excuses ook nog hebben aanvaard.
Terwijl Harper langs zijn boot liep die – heel toepasselijk – De Flierefluiter heette, stond Daniel ondanks de frisse wind met ontbloot bovenlijf aan dek.
Hij stond met zijn rug naar haar toe de was op te hangen, zodat ze de tatoeage kon zien die zich over zijn hele rug uitstrekte. Net boven de rand van zijn broek begon de wortel die over zijn ruggengraat naar boven uitgroeide tot een stam en vervolgens over zijn rechterschouder en -arm in dikke, zwarte takken afboog.
Daniel riep ‘kijk uit!’ en meteen kreeg ze een kletsnat T-shirt in haar gezicht. Ze verloor haar evenwicht en viel languit op de grond.
Hij sprong over de reling op de kade.
Harper had geen idee wat ze precies in haar gezicht had gekregen, behalve dat het nat was en van Daniel afkomstig was, dus het moest wel iets onsmakelijks zijn.
‘Sorry, hoor,’ zei Daniel, maar hij lachte toen hij het shirt oppakte. ‘Gaat ’t?’
‘Ja, hoor,’ snauwde Harper. Ze sloeg zijn uitgestoken hand weg en kwam overeind. ‘Je wordt bedankt.’
‘Het spijt me echt,’ zei Daniel weer. Hij bleef haar glimlachend aankijken.
Pas toen ze de beteuterde blik in zijn ogen zag, zakte haar boosheid een beetje. Een klein beetje maar. ‘Wat was dat eigenlijk?’ vroeg ze terwijl ze haar gezicht met haar mouw droogwreef.
‘Gewoon, een T-shirt.’ Hij haalde het uit de prop en hield een doodgewoon wit shirt omhoog. ‘Pasgewassen. Ik was net de was aan het ophangen toen de wind het uit mijn handen rukte.’
‘Hang je nú de was buiten?’ Harper maakte een gebaar naar de bewolkte lucht. ‘Je bent niet goed wijs.’
‘Ik had bijna geen schone kleren meer,’ zei Daniel schouderophalend. Hij streek een hand door zijn warrige haren, waarvan Harper niet kon zeggen of ze vaalblond of alleen maar vaal waren. ‘Ik weet dat er vrouwen zijn die het niet erg vinden als ik naakt rondloop, maar...’
‘Oké. Laat maar.’ Harper maakte een afkeurend keelgeluid.
‘Het spijt me echt,’ zei hij, onverstoorbaar glimlachend. ‘Ik weet dat je me niet gelooft, maar ik zal het goedmaken met je.’
‘Je kunt het goedmaken door ervoor te zorgen dat ik niet telkens een trauma oploop als ik hier voorbijkom,’ stelde Harper voor.
‘Trauma?’ schamperde Daniel en hij trok zijn wenkbrauwen op. ‘Van een T-shirt? Kom op, Harper.’
Ze keek hem boos aan. ‘Eigenlijk mag je hier niet eens wonen. Waarom zoek je geen gewoon huis? Dan zijn we in één keer van alle problemen af.’
Hij zuchtte. ‘Dat is gemakkelijker gezegd dan gedaan.’ Hij wendde zijn blik van haar af en staarde over de baai. ‘Maar je hebt gelijk. Ik zal voortaan beter opletten.’
‘Meer vraag ik niet van je,’ zei ze.
‘Hé,’ zei hij toen ze aanstalten maakte om weg te lopen.
Tegen beter weten in bleef ze staan en keek hem aan.
‘Zullen we een keer ergens koffie gaan drinken?’
‘Nee, dank je,’ antwoordde Harper haastig, misschien wel te haastig, te oordelen naar de gekwetste uitdrukking die over zijn gezicht flitste.
‘Oké.’ Hij knikte. ‘Tot ziens dan maar.’
Zonder iets te zeggen draaide ze zich om en liet hem alleen achter op de kade. Zijn uitnodiging had haar verbaasd, maar ze had geen moment overwogen om erop in te gaan. Geen seconde.