Reading Online Novel

Lokroep(20)



‘Mogen is te sterk uitgedrukt,’ zei Gemma. ‘Maar Harper vindt dat je voor iedereen respect moet hebben.’

‘Nou, dat is een nobel streven.’ Hij boog zich naar voren en opende de minikoelkast. ‘Wil je misschien iets drinken?’

‘Graag.’

Daniel haalde twee blikjes frisdrank tevoorschijn, waarvan hij er een aan Gemma gaf. Hij ging in kleermakerszit op tafel zitten.

Nadat Gemma de handdoek om haar schouders had geslagen, maakte ze het blikje open. Ze liet haar blik over de sobere meubels in de kajuit glijden. ‘Hoe lang woon je hier al?’

‘Te lang,’ zei hij nadat hij een grote slok had genomen.

‘Ik zou later ook wel op een boot willen wonen. Maar dan wel op een woonboot.’

‘Als ik jou was, zou ik een grotere boot kiezen dan deze.’ Hij gebaarde naar de kleine ruimte om zich heen. ‘Als de zee tekeergaat, is het hier trouwens niet zo’n pretje. Maar ach, ik zit hier nu al zo lang dat ik aan de wal waarschijnlijk niet eens meer kan slapen. Ik heb het water nodig om me in slaap te wiegen.’

‘Dat lijkt me fijn.’ Ze glimlachte verlangend terwijl ze zich voorstelde hoe het zou zijn om in de baai te slapen. ‘Ben je altijd al gek op de zee geweest?’

‘Hm... dat weet ik eigenlijk niet.’ Daniel rimpelde zijn voorhoofd alsof hij er nog nooit eerder over nagedacht had. ‘Ik denk het wel.’

‘Hoe ben je op deze boot terechtgekomen?’

‘Dat is niet zo’n romantisch verhaal, hoor,’ waarschuwde hij. ‘Toen mijn grootvader overleed, liet hij mij zijn boot na. Ik werd uit mijn appartement gezet en moest snel een dak boven mijn hoofd vinden. Vandaar.’

‘Gemma!’ klonk een stem van buiten. Daniel en Gemma keken elkaar verbaasd aan. ‘Gemma!’

‘Is dat je zus?’ vroeg Daniel.

‘Ik denk het wel.’ Gemma zette haar blikje op de grond en ging aan dek.

Harper stond op de kade naast Gemma’s fiets met het kettingslot in haar hand. Haar donkere haren had ze in een paardenstaart gebonden die heen en weer zwiepte terwijl ze links en rechts de kade af tuurde.

‘Gemma,’ riep ze weer. Haar stem klonk schril van ongerustheid.

Gemma liep naar de reling en keek omlaag naar haar zus. ‘Harper?’

Harper draaide zich om. Toen ze haar zusje zag staan, ging er een golf van opluchting door haar heen. Totdat ze Daniel in het oog kreeg, die achter Gemma aan dek kwam. ‘Wat doe je daar?’

‘Ik ben me alleen maar aan het afdrogen,’ zei Gemma. ‘Waarom schreeuw je zo?’

‘Ik wilde vragen of je thuis kwam lunchen en toen ik je fiets hier niet op slot zag staan, was ik bang dat er iets gebeurd was. Ik zag je nergens en nu sta je verdorie op zíjn boot.’ Harper stevende op Daniels boot af met het fietsslot nog steeds in haar handen geklemd. ‘Wat zei je dat je aan het doen was?’ wilde ze weten.

‘Afdrogen,’ herhaalde Gemma geërgerd omdat haar zus zo’n scène maakte.

‘Waarom?’ Harper wees naar Daniel. ‘Bij hem kun je beter uit de buurt blijven. Hij deugt niet.’

‘Bedankt,’ reageerde Daniel droogjes, wat hem op een boze blik van Harper kwam te staan.

‘Luister, ik pak zo mijn fiets en ga naar huis, dan kun je daar lekker verder gaan met je achterlijke gedrag,’ zei Gemma.

‘Wie is hier achterlijk?’ schreeuwde Harper, maar het volgende moment zweeg ze en haalde diep adem. ‘Oké, je hebt gelijk. We hebben het er thuis verder over.’

‘Oké,’ zei Gemma. Zuchtend haalde ze de handdoek van haar schouders en gaf hem terug aan Daniel. ‘Bedankt.’

‘Graag gedaan. En het spijt me als je door mij in de problemen bent gekomen.’

‘Ik schaam me voor mijn zus,’ zei Gemma met een verontschuldigend glimlachje. Ze gooide haar rugzak op de kade en sprong over de reling. Vervolgens griste ze het kettingslot uit Harpers handen, raapte haar tas op en liep naar haar fiets. Daar trok ze haar kleren aan.

‘Wat ben je toch een smeerlap,’ snauwde Harper, met haar vinger naar Daniel wijzend. ‘Gemma is pas zestien en jij bent toevallig wel een man van twintig, ook al gedraag je je daar niet naar. Je bent veel te oud om met haar te rotzooien.’

Daniel rolde met zijn ogen. ‘O, hou alsjeblieft op. Je zus is nog een kind. Ik probeerde haar echt niet te versieren, hoor.’

‘Zo zag het er anders wel naar uit.’ Harper sloeg haar armen over elkaar. ‘Ik zou je eigenlijk moeten aangeven omdat je illegaal op die stomme boot woont en met minderjarige meisjes rommelt.’

‘Doe wat je niet laten kunt. Als je maar weet dat ik niets van je zusje wilde. Ik zag toevallig dat die meiden vervelend tegen haar deden en toen ben ik tussenbeide gekomen.’