Reading Online Novel

Kurt Wallander 04(82)



Het was allemaal al op die vrijdagavond begonnen, toen Ann-Britt Höglund had verteld over de Engelse connectie, Robert Maxwells optreden als aandelenstroman, en de onthulling dat de man op kasteel Farnholm eigenaar was van het investeringsconcern Smeden en hij daarmee met een reuzenstap rechtstreeks uit de anonimiteit zo het centrum van het moordonderzoek binnenstapte. Naderhand zou Wallander ook min of meer met wroeging bedenken dat hij Alfred Harderberg eigenlijk al veel eerder had moeten verdenken. Op de vraag waarom hij dat niet had gedaan, kon hij nooit een bevredigend antwoord geven. Wat hij zichzelf ook voorhield, het bleef een uitvlucht voor het feit dat hij in de beginfase van het onderzoek Alfred Harderberg slap en slordig een onverdiende immuniteit had toegekend, alsof kasteel Farnholm ondanks alles vreemd territorium was waar diplomatieke regels golden.

De daaropvolgende week veranderde dat allemaal. Ze waren echter gedwongen om voorzichtig te werk te gaan, niet alleen omdat Björk, gedeeltelijk gesteund door Per Åkeson, dat eiste, maar vooral omdat de feiten waar ze van uit konden gaan zeer beperkt waren. Ze wisten al dat Gustaf Torstensson als financieel adviseur voor de man op kasteel Farnholm was opgetreden, maar ze wisten niet wat hij had gedaan, waaruit zijn opdracht had bestaan, en er was dus ook niets dat erop wees dat Harderbergs ondernemingsimperium zich met illegale activiteiten bezighield. Nu hadden ze echter nog een verband gevonden: Lars Borman en de fraude bij de Provinciale Staten van Malmöhus die in de doofpot was gestopt en het vorig jaar snel in het geheim was begraven, uit het zicht van het publiek. Vrijdagavond 5 november, toen Wallander tot in de kleine uurtjes met Ann-Britt Höglund op het politiebureau bleef zitten, waren het vooral nog speculaties, maar toen al begonnen ze een plan voor het recherchewerk te ontwikkelen en Wallander was er vanaf het begin van overtuigd dat ze zeer discreet en voorzichtig te werk moesten gaan. Want als het zo was dat Harderberg erbij betrokken was – en Wallander herhaalde dat ‘als’ gedurende de hele week die volgde – dan hield dat in dat hij een man was die niet alleen oren en ogen in zijn nek had, maar overal in hun buurt, vierentwintig uur per dag, wat ze ook deden en waar ze zich ook bevonden. Ze moesten rekening houden met de mogelijkheid dat het verband tussen Lars Borman, Harderberg en een van de dode advocaten niet hoefde te betekenen dat ze de oplossing al hadden.

Wallander aarzelde ook om heel andere redenen. Hij had zijn leven geleid in het loyale en ongemotiveerde geloof in de traditie die verkondigde dat het Zweedse bedrijfsleven net zomin verdacht hoefde te worden als de vrouw van de keizer. De mannen en vrouwen van de Zweedse grote ondernemingen waren de ankers van het welvaartswonder. De exportindustrie als voorwaarde voor het welzijn van het land kon je gewoon niet ter discussie stellen. Vooral nu niet, nu het hele bouwwerk van de welvaart wankelde en hongerige mieren volop aan de fundamenten knaagden. De ankers moesten verdedigd worden tegen onverantwoordelijke aanvallen, waar die ook vandaan kwamen. Maar ook al aarzelde hij dan, hij wist ook dat ze de beslissende oplossing misschien op het spoor waren gekomen, hoe absurd dat oppervlakkig gezien misschien ook leek.

‘We weten niets van de onderliggende motieven’, zei hij in de loop van de nacht tegen Ann-Britt Höglund. ‘We hebben een aanknopingspunt, een verband. Dat moeten we onderzoeken. En dat moeten we met volle energie doen, maar we kunnen er niet vanzelfsprekend van uitgaan dat we daarmee onze dader zullen vinden.’

Ze hadden zich met hun koffiemokken op Wallanders kamer opgesloten. Hij was verbaasd geweest dat ze niet meteen naar huis had gewild, want het was al laat in de avond en in tegenstelling tot hemzelf had zij een gezin dat wachtte. Ze zouden die nacht ook niets kunnen uitrichten; het was beter dat ze de volgende dag uitgerust op het werk verschenen. Ze wilde het gesprek echter voortzetten en dat deed hem eraan denken hoe hijzelf had gereageerd toen hij zo oud was als zij; zelfs in het vaak troosteloze werk van de politie waren er momenten van inspiratie en spanning, van bijna kinderlijk plezier in het spelen met mogelijke alternatieven.

‘Ik weet dat het niets te betekenen heeft,’ zei ze, ‘maar een zware crimineel als Al Capone werd door een accountant onderuitgehaald.’

‘Dat is een absurde vergelijking’, zei Wallander. ‘Jij hebt het over een gangster van wie iedereen wist dat hij zijn vermogen door diefstal, smokkel, chantage, omkoping en moord had opgebouwd. In deze zaak weten we niet meer dan dat een succesvolle Zweedse ondernemer een meerderheidsbelang aan aandelen heeft in een volgens de geruchten totaal verlopen investeringsmaatschappij, die onder al haar andere activiteiten ook de leiding heeft over een adviesbureau waarvan enkele leden een coup hebben gepleegd tegen een van de Provinciale Staten. We weten niet meer dan dat.’