Reading Online Novel

Kurt Wallander 04(54)



De man pakte Wallanders legitimatiebewijs en bestudeerde het met een bijziende blik. Op hetzelfde moment kwam zijn vrouw de hal in om zich voor te stellen. Wallander had het gevoel dat hij op de drempel stond van een huis waarin twee gelukkige mensen woonden. Ze werden uitgenodigd in de woonkamer, waar kopjes en een schaal met koffiebroodjes klaarstonden. Wallander wilde net gaan zitten toen hij aan een van de muren een schilderij ontdekte. Eerst geloofde hij zijn ogen niet. Daarna realiseerde hij zich dat het een van zijn vaders schilderijen was, een van de variaties waarop de auerhaan ontbrak. Hij merkte dat Ann-Britt Höglund verwonderd zijn blik volgde. Hij schudde slechts zijn hoofd en ging zitten. Het was de tweede keer in zijn leven dat hij in het huis van onbekenden een schilderij ontdekte dat door zijn vader was gemaakt. Vier jaar geleden had hij een keer een schilderij aan de muur in een flat in Kristianstad ontdekt. Hij kon zich herinneren dat daarop de auerhaan op de voorgrond had gestaan.

‘Het spijt me dat we zo laat op de avond komen,’ zei Wallander, ‘maar we hebben vragen die helaas niet kunnen wachten.’

‘Voor koffie zult u toch wel tijd hebben’, zei de echtgenote.

Die namen ze aan. Wallander dacht dat Ann-Britt Höglund vast was meegegaan om te horen hoe hij een ondervraging deed. Hij voelde zich plotseling onzeker. Het is zo lang geleden, dacht hij. Ik moet het haar niet leren, ik moet het zelf opnieuw leren, me alles weer herinneren wat ik tot nog maar een paar dagen geleden als een afgesloten periode van mijn leven had afgeschreven.

Hij dacht aan het oneindige strand bij Skagen. Zijn eenzame wachtdistrict. Heel even verlangde hij ernaar terug. Maar er was daar niets meer. Het was weg.

‘Tot een jaar geleden exploiteerde u een hotel dat De Linde heette’, begon hij.

‘Veertig jaar lang’, zei Bertil Forsdahl, en Wallander hoorde dat hij liet weten daar trots op te zijn.

‘Dat is een hele tijd’, zei hij.

‘Ik heb het in 1952 gekocht’, vervolgde Bertil Forsdahl. ‘Het heette toen nog De Pelikaan, het was vervallen en had een slechte naam. Ik heb het gekocht van een man die Markusson heette. Een alcoholist die het allemaal niks meer kon schelen. Het laatste jaar waren de kamers voornamelijk door zijn beschonken vrienden gebruikt. Ik moet toegeven dat ik goedkoop aan het hotel kon komen. Markusson is het jaar daarop overleden. Hij was dronken in Helsingör en bleef erin. We hebben het hotel omgedoopt. In die tijd stond er voor het hotel op straat een linde. Het hotel lag bij de oude schouwburg die nu is neergehaald, net als de boom. Er logeerden wel eens acteurs bij ons. Zelfs Inga Tidblad heeft een keer bij ons overnacht. Ze wilde ’s ochtends thee bij het ontbijt.’

‘Ik neem aan dat u het receptieboek waarin ze haar naam heeft gezet, hebt bewaard’, zei Wallander.

‘Ik heb alle receptieboeken nog’, zei Bertil Forsdahl. ‘Er liggen veertig jaargangen in de kelder.’

‘Soms gaan we ’s avonds wel eens beneden zitten’, zei zijn vrouw opeens. ‘Dan bladeren we wat en halen herinneringen op. Je ziet de namen en herinnert je de mensen.’

Wallander wisselde een blik van verstandhouding met Ann-Britt Höglund. Op een van de belangrijkste vragen hadden ze al een antwoord gekregen.

Opeens begon er buiten op straat een hond te blaffen.

‘De waakhond van de buurman’, zei Bertil Forsdahl verontschuldigend. ‘Hij bewaakt de hele straat.’

Wallander nam een slokje koffie. Hij zag dat er ‘Hotel De Linde’ op het kopje stond.

‘Ik zal u vertellen waarom we hier zijn’, zei hij. ‘Zoals u de naam van het hotel op de koffiekopjes had staan, zo had u ook voorgedrukt briefpapier en enveloppen met de naam en het adres van het hotel erop. In juni en augustus vorig jaar werden er hier in Helsingborg twee brieven gepost. De ene envelop was er een van uw hotel. Dat moet geweest zijn in de laatste periode dat u open was.’

‘We zijn op 15 september dichtgegaan’, zei Bertil Forsdahl. ‘De mensen die de laatste nacht bij ons logeerden hoefden niet te betalen.’

‘Mag ik vragen waarom u het hotel sloot?’ vroeg Ann-Britt Höglund.

Wallander merkte dat hij zich eraan ergerde dat zij zich in het gesprek mengde. Tegelijkertijd hoopte hij dat ze zijn reactie niet zou opmerken. Alsof een vrouw door een andere vrouw zou moeten worden toegesproken, gaf mevrouw Forsdahl antwoord.

‘Wat moesten we doen?’ zei ze. ‘Het pand was afgekeurd en zou worden gesloopt, het bracht niet genoeg meer op. We hadden het nog wel een paar jaar kunnen volhouden als we hadden gewild en toestemming hadden gekregen, maar dat ging dus niet.’

‘We hebben zo lang mogelijk geprobeerd een zo hoog mogelijk niveau te handhaven,’ zei Bertil Forsdahl, ‘maar uiteindelijk werd het te duur. Kleurentelevisie op iedere kamer. Dat kost veel geld.’