Kurt Wallander 04(57)
Vlak ten zuiden van Helsingborg was een benzinestation met een café dat ’s nachts open was. Wallander sloeg af en stopte.
‘Als je niet te moe bent, laten we dan even stoppen’, zei hij. ‘Laten we een nachtelijk vergaderingetje houden, jij en ik, om te proberen te begrijpen wat we vanavond nou eigenlijk aan de weet zijn gekomen. Laten we ook kijken welke andere auto’s hier stoppen. De enige waar we ons niet om hoeven te bekommeren is een witte Audi.’
‘Waarom niet?’ vroeg ze verbaasd.
‘Als ze terugkomen doen ze dat in een andere auto’, antwoordde Wallander. ‘Wie het ook mogen zijn, ze weten wat ze doen. Ze komen geen twee keer in dezelfde auto.’
Ze gingen het café binnen. Wallander bestelde een hamburger. Ann-Britt Höglund nam niets. Ze gingen zo zitten dat ze uitzicht op de parkeerplaats hadden. Aan een tafel dronken een paar Deense vrachtwagenchauffeurs koffie, voor de rest was het café leeg.
‘Vertel nu eens wat je denkt’, zei Wallander. ‘Over een accountant die bij de provincie werkt en die dreigbrieven schrijft naar twee advocaten en die vervolgens het bos in rijdt om zich op te hangen.’
‘Het is moeilijk om daar een mening over te hebben’, antwoordde ze.
‘Probeer het eens’, zei Wallander.
Ze bleven zwijgend zitten, allebei in gedachten. Er stopte een vrachtauto van een verhuurbedrijf bij het benzinestation. Er werd geroepen dat Wallanders bestelling klaar was. Hij haalde zijn bord op en keerde terug naar de tafel.
‘In de brief van Lars Borman is de aanklacht “onrecht”’, zei ze. ‘Maar waaruit dat onrecht bestond, weten we niet. Lars Borman was niet hun cliënt. We weten niet in welke relatie ze tot elkaar hebben gestaan. Met andere woorden: we weten helemaal niks.’
Wallander legde zijn vork neer en veegde zijn mond af met een papieren servet.
‘Je zult vast wel over Rydberg gehoord hebben’, zei hij. ‘Een oude rechercheur die een paar jaar geleden is overleden. Dat was een wijze man. Ooit zei hij een keer ongeveer het volgende: politiemensen hebben de neiging om te pas en te onpas te zeggen dat ze niks weten. Maar in feite weten we altijd veel meer dan we zelf denken.’
‘Dat klinkt als een van die gevleugelde uitspraken waar we op de politieschool mee werden doodgegooid’, antwoordde ze. ‘Die we opschreven en vervolgens zo snel mogelijk weer vergaten.’
Wallander raakte geïrriteerd. Hij kon er slecht tegen wanneer iemand Rydbergs bekwaamheid in twijfel trok.
‘Wat jullie wel of niet opschreven op de politieschool interesseert me weinig’, zei hij. ‘Je zou eens moeten luisteren naar wat ik zeg. Of naar wat Rydberg zei.’
‘Ben je boos?’ vroeg ze verwonderd.
‘Ik word nooit boos’, antwoordde Wallander. ‘Maar ik vond je samenvatting van wat we over Lars Borman weten slecht.’
‘Kun jij dan een betere geven?’ zei ze en nu was haar stem weer schel geworden.
Ze is wel gauw op haar teentjes getrapt, dacht hij. Waarschijnlijk is het veel moeilijker om de enige vrouwelijke rechercheur in Ystad te zijn dan ik me kan voorstellen.
‘Eigenlijk bedoel ik niet dat je samenvatting slecht was,’ veranderde hij van mening, ‘maar ik denk dat je een paar dingen vergeet.’
‘Ik luister graag’, antwoordde ze. ‘Ik weet dat ik daar wel goed in ben.’
Wallander schoof zijn bord aan de kant en haalde een kop koffie. De twee Deense vrachtwagenchauffeurs hadden het café verlaten. Ze waren alleen. Vanuit de keuken was zachtjes het geluid van een radio te horen.
‘Het is natuurlijk onmogelijk conclusies te trekken,’ zei Wallander, ‘maar je kunt wel van bepaalde veronderstellingen uitgaan. Je kunt een proefpuzzel maken om te kijken of het aannemelijk lijkt, of je althans een motief kunt vermoeden.’
‘Zover kan ik je volgen’, antwoordde ze.
‘We weten van Lars Borman dat hij accountant was’, vervolgde Wallander. ‘We weten ook dat hij kennelijk een man was die oncorrumpeerbaar fatsoenlijk was. Dat was de meest opvallende karakteristiek die Forsdahl en zijn vrouw van hem gaven. Afgezien van het feit dat hij rustig was en van lezen hield. Mijn ervaring is dat het uiterst zeldzaam is dat je iemand op die manier begint te karakteriseren. Dat wijst erop dat hij echt een door en door fatsoenlijk mens was.’
‘Een fatsoenlijke accountant’, zei ze.
‘Opeens richt die fatsoenlijke man twee dreigbrieven aan advocatenkantoor Torstensson in Ystad. Hij ondertekent ze met zijn eigen naam, maar hij streept de naam van het hotel op de envelop door. Hier kunnen we dus verschillende veronderstellingen maken.’
‘Hij wil niet anoniem blijven’, zei Ann-Britt Höglund. ‘Maar hij wil het hotel er ook niet in betrekken.’