Reading Online Novel

Kurt Wallander 04(113)



Ze dacht na voordat ze antwoord gaf. Terwijl Wallander wachtte, keek hij naar een ekster die in de tuin rondsprong.

‘Er was altijd haast bij’, zei ze. ‘Wanneer hij een advocaat nodig had, moest al het andere aan de kant worden geschoven.’

‘Was er nog iets wat u opviel?’

Ze schudde haar hoofd. Wallander ging verder.

‘Gustaf Torstensson moet over zijn cliënt verteld hebben’, zei hij. ‘Over zijn bezoeken aan het kasteel.’

‘Ik geloof dat hij er erg van onder de indruk was. En tegelijkertijd bang was om fouten te maken. Vooral dat laatste was belangrijk. Ik kan me herinneren dat hij vaak zei dat fouten verboden waren.’

‘Wat denkt u dat hij daarmee bedoelde?’

‘Dat Alfred Harderberg zich in dat geval onmiddellijk tot een ander advocatenkantoor zou wenden.’

‘Hij moet over Alfred Harderberg verteld hebben. En over het kasteel. Was u nooit nieuwsgierig?’

‘Natuurlijk vroeg ik me wel dingen af. Maar hij zei nooit veel. Hij was geïmponeerd en zwijgzaam. Eén keer zei hij dat Zweden dankbaar moest zijn voor alles wat Alfred Harderberg deed.’

‘Hij heeft nooit iets negatiefs over hem gezegd?’

Haar antwoord was onverwacht.

‘Jawel, dat deed hij wel. Ik herinner het me, omdat dat maar één keer is voorgekomen.’

‘Wat zei hij?’

‘Ik herinner het me letterlijk: “Doctor Harderberg heeft een macaber gevoel voor humor.”’

‘Wat kan hij daarmee bedoeld hebben?’

‘Ik weet het niet. Ik heb het niet gevraagd en hij heeft het niet uitgelegd.’

‘”Doctor Harderberg heeft een macaber gevoel voor humor?”’

‘Diezelfde woorden.’

‘Wanneer was dat?’

‘Ongeveer een jaar geleden.’

‘In welk verband zei hij dat?’

‘Hij was op kasteel Farnholm geweest. Een van de regelmatig terugkerende vergaderingen. Ik kan me niet herinneren dat er iets bijzonders was.’

Wallander realiseerde zich dat hij niet verder zou komen. Gustaf Torstensson had kennelijk niet bijzonder uitvoerig over zijn bezoeken aan de machtige man op kasteel Farnholm verteld.

‘Laten we het over iets heel anders hebben’, zei hij. ‘Wanneer een advocaat aan het werk is, komen er altijd een heleboel paperassen aan te pas. We hebben bericht gekregen van de vertegenwoordigers van de Orde van Advocaten die het cliëntenmateriaal van het kantoor doornemen, dat er heel weinig is dat te maken heeft met al het werk dat Gustaf Torstensson voor Alfred Harderberg deed.’

‘Ik had die vraag al verwacht’, zei ze. ‘Voor Alfred Harderberg golden heel speciale procedures. Slechts die documenten waarvan absoluut vereist is dat een advocaat die bewaart, zijn gearchiveerd. We hadden de strenge opdracht gekregen niets onnodig te kopiëren of te bewaren. Al het materiaal waarmee Gustaf Torstensson werkte, nam hij vervolgens mee terug naar Farnholm. Daarom is er geen documentatie.’

‘Dat moet u toch als heel opvallend hebben ervaren?’

‘De verklaring was dat Alfred Harderbergs zaken gevoelig waren. Ik had geen reden om dat niet te accepteren zolang wij geen regels overtraden.’

‘Ik weet dat Gustaf Torstenssons werk bestond uit het geven van financieel advies’, zei Wallander. ‘Als ik u nu vraag of u zich details kunt herinneren?’

‘Dat kan ik niet’, zei ze. ‘Het waren ingewikkelde contracten tussen banken en ondernemingen in landen over de hele wereld. Meestal werkten zijn secretaresses alle documenten in het net uit. Het kwam uiterst zelden voor dat Gustaf Torstensson mij vroeg iets te typen dat hij mee moest nemen naar Alfred Harderberg. Hij schreef daarentegen veel zelf.’

‘En dat deed hij niet wanneer het andere cliëntenzaken betrof?’

‘Nooit.’

‘Hoe verklaart u dat?’

‘Ik nam aan dat het zo gevoelig was dat zelfs ik het niet mocht zien’, antwoordde ze oprecht.

Wallander zei nee tegen het tweede kopje koffie dat ze hem aanbood.

‘Kunt u zich herinneren of een bedrijf met de naam Avanca ooit is voorgekomen in de documenten die u zag?’

Hij zag hoe ze haar best deed het zich te herinneren.

‘Nee’, zei ze. ‘Het is mogelijk, maar ik kan het me niet herinneren.’

‘Dan heb ik nog slechts één vraag’, zei hij. ‘Wist u van het bestaan af van de dreigbrieven die binnenkwamen?’

‘Gustaf Torstensson heeft ze me laten zien’, zei ze. ‘Maar hij zei dat het niet iets was om je druk over te maken. Daarom hebben we ze nooit gearchiveerd. Ik dacht dat hij ze had weggegooid.’

‘U wist ook niet dat de man die die brieven schreef, Lars Borman, Gustaf Torstensson kende?’