Reading Online Novel

Krijgsraad(64)



Bliksemsnel duiken ze weg achter de loods.

'Dat noem ik verdomd snel denken!' roept de grote Obergefreiter met de littekens in zijn gezicht hun na. 'Maar als ze jullie te pakken krijgen kost het je je raap!'

Maar ze horen zijn opmerking al niet meer. In halsbrekende vaart rennen ze een berg kolen over en kruipen onder een rangerende trein. Menckel struikelt, maar Wisling trekt hem terug voordat de wielen hem in tweeën kunnen snijden.

Een rangeerder kijkt vanaf zijn remwagen op hen neer, terwijl hij een lamp op en neer haalt. De stalen wielen gillen en piepen. Met een ratelende schok komt de trein tot stilstand en begint achteruit te rijden. Even later rijdt de locomotief langs hen heen, stoomwolken uitbrakend, en verdwijnen ze in een dichte mist.

'We zijn veilig,' fluistert de dokter buiten adem. 'God in de hemel, we zijn veilig!'

'Nog niet,' mompelt Wisling, die nu langs het kanaal begint te rennen.

Niet ver achter hen horen ze commando's brullen. Ze verstijven van angst. Zouden die bloeddorstige roofdieren hen nu al op het spoor zijn?

In het duister klinken kreten op. Een machinepistool laat twee gemeen ratelende salvo's horen. Schaduwachtige gedaanten haasten zich langs de lange rij goederenwagons.

'Vlug,' hijgt Wisling, Menckel bij de arm pakkend.

Ze springen een klein hek over en sluipen langs het station van de ondergrondse, nieuwsgierig nagestaard door enkele spoorwegemployés. Uit het goederenstation brult iemand hen iets toe, maar als er een sneltrein langs hen heen dendert begrijpen ze dat de man hen alleen wilde waarschuwen om van de rails te gaan voordat ze door de voortrazende trein gegrepen zouden worden.

'Dat zou precies de goeie trein voor ons zijn geweest,' glimlacht Wisling, wijzend naar de bestemmingsbordjes op de rijtuigen: BERLIN-WARNEMÜNDE-GEDSER-KOPENHAGEN. 'Van Kopenhagen naar Zweden is maar een korte reis.'

'De Zweden zouden ons als deserteurs linea recta terugsturen,' zegt Menckel droefgeestig. 'In Forta Zitta zaten er drie die door de Zweden waren uitgeleverd.'

'We zouden kunnen zeggen dat we joden zijn,' vindt Wisling optimistisch. 'Dan doen er veel. Die worden niet teruggestuurd.'

Als ze bij de dubbele draaischijf voor het omdraaien van wagons een hoek omslaan zien ze een verkleumde SS-bewaker tegen de deur van een loods staan leunen.

'Dat is onze man,' zegt Wisling meedogenloos, terwijl hij een stuk rail uit een schroothoop trekt.

De bewaker staat half te slapen, met de kraag van zijn jas over zijn oren getrokken. De wind fluit langs de rand van zijn stalen helm. Hij huivert en kruipt dieper weg in zijn overjas. Het is een koude, klamme nacht.

In zijn holle hand gloeit verraderlijk een sigaret. Telkens als hij een trekje neemt draait hij zijn hoofd om in een hoekje, opdat het zwakke schijnsel hem niet zal verraden aan iemand die rondsluipt om de schildwachten te controleren.

Onder dekking van de duisternis sluipt Wisling geruisloos dichter naar hem toe.

Van de andere kant komt Menckel op zijn tenen aantrippelen met een stuk hout, dat hij als een knuppel in zijn handen heeft. Zodra de schildwacht zich opnieuw omdraait naar de deuropening en de sigaret helderder gloeit laat Wisling uit alle macht het stuk rail neerkomen.

De SS-er zakt met ingeslagen schedel achterover, zonder ook maar een kik te geven. Hij is op slag dood. De sigaret rolt langs de muur en wordt door de wind langs de spoorbaan geblazen, totdat hij in een plas sissend uitdooft.

'De hemel zij ons genadig,' kreunt Menckel, als hij de kraag van 's mans gezicht trekt en ontdekt dat de jongen hooguit achttien jaar kan zijn. 'In wat voor tijden leven we eigenlijk?'

'Hij had ons ter plekke neergeschoten als hij ons eerder had gezien,' antwoordt Wisling ruw.

Menckel zet de stalen helm op en trekt de overjas aan; Wisling neemt het uniform en doet de koppel met de 08 om zijn middel. Dan slingert Menckel de Mpi op zijn schouder. Het ontbreken van een koppelriem is niet al te opvallend. Soms draagt een soldaat zijn overjas zonder koppelriem over zijn uniform, vooral bij regenachtig weer zoals dat van deze nacht.

'De hel zal losbreken als ze hem hier vinden,' zegt Wisling nerveus. 'Ze zullen ogenblikkelijk groot alarm slaan!'

'Zou het niet beter zijn hem in het kanaal te gooien?' stelt Menckel huiverend voor. 'Ze zullen denken dat hij gedeserteerd is. Het kan verscheidene dagen duren voor hij in een van de sluizen opduikt. Trouwens, op dit moment drijven er wel meer lichamen rond.'

Ze pakken de dode SS-er bij hoofd en voeten, zwaaien hem als een zak enkele malen heen en weer en laten hem los, zodat hij met een boogje in het modderige water van het kanaal plonst, waarin hij dadelijk verdwijnt.

'Ik heb hier in Berlijn vrienden,' zegt Menckel als ze de Uhlandstrasse oversteken. 'Bij hen kunnen we onderduiken en aan burgerkleding komen alvorens verder te vluchten.'

'Ja, we hebben vóór alles burgerkleding nodig,' zegt Wisling. 'Uniformen zijn nergens goed voor als je op de vlucht bent.'