Krijgsraad(4)
'Bruggen zijn zo ongeveer het allermoeilijkste om op te blazen,' vertelt Tiny aan Porta. 'Als de ladingen niet goed zijn geplaatst speel je het niet klaar, zelfs niet met duizend Lewis-bommen.'
'Pas jij maar op dat je jezelf niet op zekere dag opblaast,' merkt Gregor knorrig op. Hij heeft een neurotische aversie tegen alles dat explosief kan worden genoemd.
'Dat gebeurt mij nooit,' pocht Tiny. 'Als ik in botsing kom met een brug, dan is het de brug die op z'n reet valt!'
Enkele uren later komen we bij onze brug aan. Tiny loopt langs de reusachtige stalen steunbalken en beklopt ze waarderend.
'Goeie genade, is dat geen prachtige brug?' grijnst hij.
Er dendert een goederentrein ter lengte van ongeveer een kilometer over de brug. Vanaf een remwagen wuift een in bont gehulde soldaat ons toe.
'Die knaap weet nog niet hoeveel geluk hij heeft gehad door die trein nog te halen,' zegt Porta bedachtzaam, 'de volgende wordt helemaal naar de hel geblazen.'
De brug is een moeilijker karwei dan we hadden verwacht. Het blijkt ongelooflijk moeilijk om tegen het beijsde beton op te klauteren en we kunnen ons nergens aan vasthouden. Er is alleen maar ijs en ruw beton, waaraan we onze handen tot bloedens toe openhalen.
Tiny gaat telkens als een waanzinnige tekeer als hij zijn houvast verliest en op koddige manier omlaag glijdt, tot op het ijs van de rivier.
'Wie is verdomme de idioot die van mening was dat wij geen klimijzers nodig zouden hebben?' Vloekt Porta kwaadaardig, als hij voor de twintigste maal naar beneden glijdt.
Als we er na verschillende uren ingespannen zwoegen eindelijk in slagen boven te komen, stuiten we op een nieuwe hindernis die ons bijna alle moed ontneemt.
Zwijgend gaan we zitten en staren naar de spiralen van gemeen uitziend prikkeldraad, waarmee de hele onderbouw van de brug overvloedig is omwoeld teneinde de meest kwetsbare plekken van de brug ontoegankelijk te maken.
'Jezus, joodse zoon van een Germaanse God!' roept Porta uit. 'Het enige dat ons nu nog ontbreekt is een flink stelletje boobytraps, die ons samen met onze Lewis-bommen sneller uit ons uniform kunnen helpen dan Hitler het ons heeft aangetrokken!'
'Alle donders, d'r zou geen knoop van overblijven,' mompelt Tiny, onder het prikkeldraad glurend.
'Nou ja, met behulp van de Heilige Maagd en wat gedegen Duits vakmanschap van onze kant zullen we er vermoedelijk wel doorheen komen,' zegt Porta filosofisch.
'Als we per ongeluk het een of ander tot ontploffing brengen,' zegt Tiny, 'zullen wij voor de verandering eens degenen zijn die worden opgeblazen!'
'Lefgozer,' snuift Gregor.
'Nou, zet je maar schrap!' waarschuwt Porta, die de draden begint door te knippen.
De eerste roestige strengen schieten langs ons gezicht. Porta is al snel vermoeid en hij geeft de draadtang door aan Tiny, die als een bulldozer de prikkeldraadversperring te lijf gaat.
'Verdomme, kijk toch uit, idioot!' waarschuwt Gregor dodelijk geschrokken. 'Als je ook maar één verkeerde draad doorknipt zijn we er allemaal geweest!'
'Hier zit zo'n verdomde mijn,' schreeuwt Tiny vol verbazing, zich voorover buigend. Voorzichtig trekt hij de T-mijn naar zich toe. 'Daar heb je de draden,' vervolgt hij, wijzend naar een bundeltje grijze kabels die onder de mijn lopen.
'Voorzichtig, voorzichtig!' schreeuwt Porta zenuwachtig. 'Laat dat ding op z'n plaats zitten en schroef de dop eraf! Wij klimmen naar beneden, terwijl jij dat ding onschadelijk maakt. Het heeft geen zin dat we er allemaal aangaan!'
Zorgeloos begint Tiny het monster te demonteren. Hij schroeft de ontsteking eruit en laat de mijn tussen ons in omlaag bungelen.
We zijn zo bang dat we nauwelijks adem durven te halen.
'Doe nou in Jezusnaam wat voorzichtiger,' roept Porta omhoog naar Tiny, die intussen nog drie andere mijnen heeft ontdekt, van een type dat we nog niet eerder hebben gezien.
'Moet je nou eens kijken!' roept Tiny, volledig in beslag genomen door zijn vondst. 'D'r zit iets aan dat je kunt buigen!'
'In Godsnaam, kerel, niet verbuigen,' jammert Porta angstig. 'Dat is die verrekte ontsteker!'
'Wat wou je dan dat ik ermee deed?' vraagt Tiny botweg. 'Er tegenaan schoppen soms?'
'Laat zitten, in hemelsnaam!' kreunt Gregor wild van angst.
'Ik kan niet doorgaan met draadknippen zonder dat ze ontploffen,' legt Tiny uit, voorzichtig de dichtstbijzijnde mijn aanrakend.
'Zit er aan de zijkant geen rooie lip?' vraagt Porta, diep wegduikend achter een zware betonnen pijler.
Er ratelt een goederentrein de brug over. Terwijl de trein over onze hoofden dendert komt er een eind aan iedere conversatie.
'Wel verdomme, het regent!' zegt Tiny verwonderd, als de trein gepasseerd is.
'Een van de buurjongens heeft je op je kop gepist,' schreeuwt Porta, krimpend van het lachen.
'Ik zal 'm z'n kop van z'n romp trekken!' brult Tiny, zijn vuist opheffend naar de in de verte wegdaverende trein. 'Ik laat me door niemand op m'n kop zeiken! Ik stink als een schijthuis, verdomme! M'n hele kop zit op de koop toe nog onder de communistische stront!'