Koninklijke verleider(53)
Hij volgde haar voorbeeld, en om te laten zien dat hij zich nergens voor geneerde slenterde hij op zijn gemak naar haar toe. Toen hij haar op een armlengte was genaderd, sloeg hij toe als een cobra, trok haar met een ruk tegen zich aan en hield haar blik in de zijne gevangen.
137
‘Zo, dokter T. J. Burke, ben je tevreden dat ik, die altijd het minste bedrog van verre kon ruiken, in jouw leugens ben getrapt en nu zelfs terugkom voor meer?’
Haar hart trilde van ontluikende hoop. ‘Ik heb nooit gelogen. Net zoals je zelf ooit zei: ik kan niet liegen. Vraag het mijn collega’s maar.’
Die knikten instemmend.
Opeens kwam het verdriet dat ze gisteren had gevoeld weer boven en ze kneep hem in zijn armen. Hard. ‘Maar jij kunt liegen als de beste.’
Verrast door haar onverwachte actie trok zijn mond even licht, toen keek hij weer even bars als eerst. ‘Ik heb je nooit voorgelogen. En als jij nooit tegen mij hebt gelogen, waar ik tot gisteren mijn leven onder verwed zou hebben, waarom heb je dan gezegd wat je zei? Of dacht je echt dat je me moest verleiden om Todd te helpen? Wist je dan niet dat ik zelfs de duivel geholpen zou hebben om jou gelukkig te maken? Dat je niet hoefde te zeggen dat je iets voor me voelde, omdat het al genoeg is dat ik alles voor jou voel?’
Zijn woorden spoelden in helende golven over haar heen, alle twijfels en verdriet wegspoelend.
Toen herinnerde ze zich Todds bekentenis en haar hart kromp ineen.
Harres had waarschijnlijk allerlei illegale dingen gedaan om hem vrij te krijgen. Allemaal voor haar. Haar hart liep over van verdriet en spijt.
‘Ik wilde je kwetsen omdat ik verdriet had.’
‘Waarom?’ Hij zag eruit alsof hij er niets van snapte.
Ze kneep hem opnieuw, nog harder deze keer. Hij gromde, van pijn, ergernis en opwinding.
‘Omdat ik je heb afgeluisterd. Je zei dat het je niet kon schelen of ik leefde of niet. Dus je loog, tegen iemand. Daarom belde ik je. Om je te vragen tegen wie je loog, en waarom.’ Ze duwde hem van zich af en zette haar vuisten in haar zij. ‘En?’
Harres voelde de zware last die sinds gisteren op zijn schouders drukte, verdampen. Dit verklaarde alles.
Ze had hem afgeluisterd.
‘Ya Ullah, het is een wonder dat je me niet meteen een kopje kleiner hebt gemaakt.’ Hij lachte opgelucht. ‘De reden dat ik dat allemaal zei –
138
en waar ik zo beroerd van werd dat ik sindsdien nog geen hap door mijn keel heb kunnen krijgen – is dat ik een telefoontje kreeg van iemand die me zei dat ze wisten wie je was en wat je van plan was. Ze dreigden jou iets aan te doen als ik me niet gedeisd hield. Ik moest wel zeggen dat je niets voor me betekende, zodat je geen doelwit meer was.’
Hij zuchtte diep voor hij verderging. ‘Toen ik dat gezegd had, wist ik dat ik me in moest houden met jou, omdat er verraders in het paleis waren en je kamer waarschijnlijk werd afgeluisterd. Ik wilde je alles uitleggen zodra we buiten bereik van hun afluisterapparatuur waren, maar toen verraste je mij door te zeggen dat je nooit iets voor me had gevoeld. Ik kon het niet geloven, maar je leek zo anders, zo afstandelijk. Ik werd gek bij de gedachte dat het waar kon zijn. Ik had je nooit laten gaan als Amjad me niet net op dat ogenblik had gebeld.
In ieder geval heb ik nogal wat beveiligingsmensen achter je aan gestuurd.’
‘Vandaar al die binken die opeens bij mijn huis rondhingen. Stom dat ik niet doorhad wie ze waren.’ Ze glimlachte schaapachtig en beet op haar onderlip. ‘Ik kan je niet zeggen hoe het me spijt wat Todd heeft gedaan. Ik had iets moeten vermoeden, maar ik denk dat ik te naïef ben wat hem betreft.’
‘Mij spijt het helemaal niet. Door het wangedrag van je broer ben jij in mijn leven gekomen. Amjad en Shaheen hebben hun invloed gebruikt, maar ik heb zelf iedereen die hij had opgelicht met rente terugbetaald, en dat was het meer dan waard om jou in mijn leven te hebben.’
Ze wierp zich in zijn armen, drukte zich dicht tegen hem aan en huilde tranen met tuiten.
Hij sloeg zijn armen om de zin van zijn leven, zijn bron van geluk. Hij huiverde bij de gedachte aan de uren dat hij had gedacht dat hij haar had verloren, nooit had bezeten… Hij moest haar nog iets zeggen.
‘Ik ben niet hier omdat jij hebt gebeld, ya talyeti. Ik was al onderweg hierheen. Vandaar al die gemiste oproepen. Maar ik ben dolblij dat je me nog steeds het voordeel van de twijfel hebt gegeven, na al die afgrijselijke dingen die ik over je moest zeggen.’
139
Ze keek op, haar prachtige ogen stralend van liefde. ‘Wat kon ik anders doen, toen ik tot bezinning was gekomen en me herinnerde wat we samen hadden?’ Ze vertelde hem over haar eigen telefoontje en ze realiseerden zich op hetzelfde moment dat haar informant alles in scène had gezet. ‘Hij dwong jou te zeggen wat je zei en mij om het te horen.’