Reading Online Novel

Inferno(70)



Hij geneest wel weer, Carpentier. Iedereen in de Hel geneest weer, zodat hij opnieuw gepijnigd kan worden.

Ik trok hem er aan zijn voeten uit. De mantel was eigenlijk te nauw om hem door te laten, maar dat maakte niets uit. Hij flopte eruit als een kwal. Hij moest ieder botje in zijn lichaam gebroken hebben.

Ik zei, niet tegen het pulpachtige hoofd, maar tegen de grijze ogen:

'Je wonden zullen weer genezen. Benito zegt dat er een manier is om uit de Hel te ontsnappen, en dat is door helemaal naar beneden te gaan, naar het middelpunt. Ga dus als je genezen bent heuvelafwaarts.'

De ogen knipperden.

'Nu moet ik Benito gaan redden,' zei ik. Ik sleepte hem naar de zijkant zodat niemand op hem kon trappen. Toen raapte ik de hooivork op en vertrok.

'Benito!'

Ik liep langs de rand van de kloof, roepend als een verloren ziel. De stemmen die antwoord gaven klonken allemaal hetzelfde, anoniem, gonzend, onmenselijk. 'Hier ben ik!'

'Benito wie?'

'Wie waagt het daar de stilte van de Hel te verstoren?'

'Benito!'

'Allen?'

Dat moest hem zijn! Maar meteen namen een dozijn stemmen het over.

'Allen!'

'Hier ben ik, Allen! Waar ben je al die tijd gebleven?'

'Benito! Ik ben gekomen om je hier uit te halen!'

Ik spitste mijn oren ... en hoorde een stem met een Italiaans accent. 'Doe maar geen moeite,' zei de stem. 'Ik hoor hier thuis. Ik had niet moeten proberen te ontsnappen.'

Al de vlammen zagen er hetzelfde uit, maar ik dacht dat ik nu wist welke Benito herbergde. Ik reikte hem de hooivork aan.

'Kletskoek! Pak het eind beet!'

De andere vlammen verspreidden zich. Benito zei: 'Hij is niet lang genoeg.'

Dat was hij inderdaad niet. Ik keek de kloof langs. Een eindje verder was de rand gedeeltelijk verbrokkeld en ingestort. Daar zou ik misschien een eindje naar beneden kunnen klauteren.

Benito probeerde me tegen te houden. 'DoƩ niet zo dom. Als je valt zul je voor eeuwig branden, net als wij!'

'Kan je e rnu bij?'

'Ga weg, Allen. Dit is de plek waar ik thuishoor.'

Ik was nu drie meter onder de rand. Lager kon ik bijna niet gaan. De hooivork was zwaar en lastig te manipuleren. Ik probeerde nog ietsje te dalen, zorgvuldig mijn voeten neerzettend.

'Goed dan,' zei Benito plotseling. De reusachtige vlam kwam naar voren en stroomde over de tanden van de hooivork heen. Ik voelde hoe de steel vederlicht werd aangeraakt, en toen begon de vlam uit de kloof omhoog te komen.

'Kun je me houden ?' riep hij.

Ik lachte van opluchting. 'Je weegt bijna niks! Zo kan ik er wel duizend optillen!'

Na alles wat ik had doorgemaakt, zou het plotseling toch nog gemakkelijk gaan. De vlam steeg langzaam langs de steel omhoog... en ik voelde hoe het metaal warm begon te worden. Ik wachtte tot ik er zeker van was dat ik de paniek uit mijn stem kon weren. Maar misschien klonk er toch nog iets van door in mijn stem toen ik zei:

'Benito? Schiet een beetje op.' 'Is er iets mis?'

'Nee, niks om je zorgen over te maken. Schiet gewoon op.'

Ik was bang dat hij los zou laten.

Het metaal was onaangenaam warm.

Het werd heet.

Aan het eind van de steel, waar de reusachtige vlam traag als in een droom omhoog rees, begon het metaal dofrood te gloeien. Benito zou het niet opmerken; zijn eigen heldere vlam zou hem ervoor verblinden. De steel was eigenlijk al te heet om vast te houden, maar desondanks bleef ik vasthouden, met mijn tanden op elkaar geklemd om het niet uit te schreeuwen van pijn.

De behoefte om te schreeuwen verdichtte zich tot een tastbare klomp in mijn keel. Ik hield mijn adem in om de kreet binnen te kunnen houden. Als Benito het nu opgaf om mij pijn te besparen, zou ik nooit meer de moed kunnen vinden om dit nog een keer te doen.

Het metaal rond de vlam was nu kersrood. Mijn handen begonnen te sissen. Ik haalde geen adem, maar de geur van gebraden vlees drong mijn neusgaten binnen. Ik begreep niet hoe mijn handen de steel nog steeds vast konden blijven houden. Ik kneep ze uit alle macht dicht rond de steel, maar de spieren en zenuwen moesten nu al verkoold zijn. De geur kwam me bekend voor: aangebrand middageten. Ik wierp mijn hoofd achterover en kneep mijn ogen stijf dicht. Ik voelde niets anders dan de hitte.

'Je kunt loslaten,' zei Benito. Hij klampte zich naast me vast aan de rotswand. Zijn lichaam was niet langer gehuld in vlammen.

Ik probeerde los te laten.

Mijn handen zaten vastgebakken aan de steel. Ik sloeg met de hooivork op de rotsen in een poging hem los te krijgen. Dat lukte, en hoe! De hooivork gleed de achtste bolgia in met mijn verkoolde handen er nog steeds aan. Benito moest me zowat naar boven dragen.





26


We vervolgden onze tocht naar beneden. Ik liep achter Benito aan, met mijn verkoolde polsen tegen mijn lichaam aan gedrukt. De laatste bruggen kon ik niet uit eigen kracht beklimmen, en Benito greep me bij mijn gewaad en sleurde me omhoog. De afschuwelijke pijn werd geen ogenblik minder. De zenuwen waren niet verdoofd door het roodgloeiende ijzer. Het verkoolde bot brokkelde af, en het zwartgebrande vlees spleet open, zodat het rode vlees eronder zichtbaar werd.