Reading Online Novel

Inferno(54)



'Wie zitten daar?' vroeg Billy.

'Vleiers,' zei Benito kortaf, en draaide zich om naar de brug. We volgden hem.

'Kan je voor vleierij ook in de Hel komen?' vroeg Corbett. 'Het lijkt zo onschuldig.'

'Als iemand macht heeft wordt hij omringd door vleiers, dat is vanaf het begin van de wereld altijd zo geweest. In veel tijdperken was vleierij het pad naar macht en rijkdom, in andere niet meer dan een manier om in het eigen onderhoud te voorzien. Maar waar vleiers zijn is er geen plaats voor mensen die ware wijsheid bezitten. Het is zoveel makkelijker en veiliger om iemands eigendunk te strelen dan om hem de harde waarheid te vertellen.'

'Niet in Amerika,' zei Corbett.

'Dat betwijfel ik,' zei Benito, 'maar jij zult het wel het beste weten.'

'Heb jij je baas dan nooit eens stroop om de mond gesmeerd?' vroeg Billy. 'Ik wel.'

Ik voelde me niet op m'n gemak. Wat deed ik op het moment dat ik stierf anders dan in het gevlei trachten te komen bij de fans? Ik wierp een blik op Corbett en zag dat hij ook nogal benepen keek. Vleien? Dat hadden we allemaal wel eens gedaan. Wat was eigenlijk de straf voor pluimstrijkers? We bleven op een kluitje voor de brug staan. De stank was zo dik dat hij aan mijn huid leek te kleven, en ik rilde. Corbett zei: 'Hoe komen we daar in vredesnaam door?' 'Je neus dichtknijpen, adem inhouden en rennen,' zei ik. Maar zelf bleef ik staan waar ik stond. Ik moest eerst nog wat meer moed verzamelen.

'Kom op!' schreeuwde Billy, en hij rende tegen de brug op. Toen hij over het hoogste punt was en uit het zicht verdween hoorden we hem gillen. De andere kant van de brug viel natuurlijk steil naar beneden. Ik hoopte vurig dat hij niet gestruikeld en van de brug af was gevallen. Ik wist dat ik niet de moed zou hebben om hem achterna te gaan, en zo te zien hadden de anderen er ook niet veel trek in. 'Billy?' schreeuwde ik. Geen antwoord.

'Maak je om hem maar geen zorgen,' zei Corbett. Hij probeerde geruststellend te klinken, maar zijn stem was hol. 'Die redt het wel.'

We keken elkaar aan. We haalden diep adem, klauterden tegen de helling op en begonnen te rennen toen we boven waren.

Ik vroeg me af of Billy ergens beneden was en keek over de rand van de brug. Dat had ik niet moeten doen.

Ik zag een mensenmenigte die tot aan hun borst in een rivier van stront stonden.

Van afkeer kan je net zo verstijven als van angst. Corbett, die naast me liep, bleef staan om te kijken waar ik naar keek. Hij maakte een kokhalzend geluid, pakte me bij de arm en probeerde me mee te trekken. Maar ik bleef staan. Ik had iemand gezien die ik kende. 'George!' riep ik naar beneden.

Hoofden werden opgeheven. De gezichten zaten onder de poep, maar ik had het goed gezien, het was George. Ik probeerde me te herinneren wat zijn achternaam was, maar het wilde me niet te binnen schieten.

Maar hij wist wie ik was. Hij kromp ineen en verborg zijn besmeurde hoofd achter zijn besmeurde armen.

Benito kwam naar ons toe en zei: 'Billy is veilig aan de andere kant.' Hij sprak met de geknepen stem van iemand die zijn adem inhoudt. 'Tegen wie spreek je?'

'Een oude vriend van me. Hij zat in de reclamebusiness, maar schreef verhalen in zijn vrije tijd. De verhalen waren niet veel zaaks, maar hijzelf was geen kwaaie kerel. Ik vraag me af waarom hij hier terechtgekomen is.'

'Onmatige vleierij. Allen die zich daaraan schuldig maken komen hier terecht. Allen, Jerome, jullie winnen niets met hier te blijven staan, en het uitzicht is ook niet de moeite waard.'

Onmatige vleierij? Ja, in zekere zin klopte het wel. In de meeste advertenties worden produkten of de gebruikers van die produkten buitensporig opgehemeld - wat een vorm van vleierij is. Maar de straf was buiten alle proporties, net als alle andere straffen die ik tot nu toe in de Hel had gezien! Ik wilde George iets bemoedigends toeschreeuwen ... maar wat? Dat hij onrechtvaardig behandeld was? Dat ik mijn uiterste best zou doen om zijn straf verlicht te krijgen? Dat ik én mezelf én hem niet kon redden en dat alles zinloos was omdat we in de macht waren van een gemene God of harteloze buitenaardse wezens? Ik wist het niet. Maar ik herinnerde me een van zijn eigen slagzinnen en schreeuwde die naar beneden. Het was niet om de spot met hem te drijven! Ik wilde alleen zijn aandacht trekken! Ik riep: 'Winkelen bij Wehkamp, dat doe je lekker thuis!'

Het antwoord was een explosie van stemmen. Stinkende hoofden werden opgeheven en spottende stemmen riepen: 'Dash wast zo wit, witter kan het niet!' 'Een ei hoort erbij!' 'Ik was mijn haar altijd met -' 'Victoria Vesta, een veilig gevoel.''- en dit met een gewóón wasmiddel.' En we zagen waar de stront vandaan kwam. Weer zo'n macabere grap. Iedereen in de kloof was uitgerust met een tweede anus - maar dat zag je pas als ze hun mond opendeden.

Corbett klapte dubbel en kokhalsde krampachtig, maar aangezien hij een geest was en niets in zijn ingewanden had, kwam er niets naar boven. Ik wilde hem helpen, maar hij deed snel een paar stappen achteruit. Hij wilde niet dat iemand hem aanraakte. Zijn lichaam schokte en krampte. Ik probeerde me af te wenden van de kloof, maar het was al te laat. George schreeuwde naar boven: 'Waarom, Allen? Was dat nou nodig?' Een schrijnende wanhoop klonk in zijn woorden door.