Hoe de ijsvogel blauw werd(4)
Het madeliefje groeit op zonnige plaatsen waar mensen of dieren lopen, waardoor de begroeiing kort wordt gehouden. Als een van de weinige planten weet het madeliefje te overleven als het wordt platgelopen of met de grasmaaier kort gehouden, net zoals weegbree. Dat noemen we een ‘tredplantje’. Het zijn typische pioniersplantjes, die snel door hogere planten overwoekerd worden en verdwijnen. Het madeliefje is een echte zonliefhebber: het opent zich als de zon schijnt en sluit zich ’s avonds en op zonloze dagen. Niet alle bloemen hebben rode bloemrandjes.
6 De sleedoorn
Waarom de sleedoorn witte bloemen heeft uit
In het vroege voorjaar ziet u overal de bloeiende struiken van de sleedoorn helder oplichten te midden van de nog kale winterse natuur. De overvloed aan witte bloemen is een voorbode van de naderende lente en maakt de mensen vrolijk. U leest in deze paaslegende dat de grote helderwitte bloemen getuigen van de onschuld van deze struik met de lange doornen.
Lang geleden had de sleedoorn slechts onopvallende bloemetjes. Dat vond de struik geen ramp want de mensen waardeerden hem toch wel vanwege zijn gezonde blauwpaarse vruchten in de herfst. Bijna 2000 jaar geleden kreeg een Romeinse soldaat op een dag de opdracht doorntakken te verzamelen om een kroon te maken voor de gevangengenomen Jezus die op de berg Golgotha nabij Jeruzalem gekruisigd zou worden. Deze soldaat was gewelddadig van aard en hij zocht de scherpste takken uit. Nadat hij takken met gemene stekels van de roos en de braam had verzameld, ontdekte hij een struik met hele lange scherpe punten, de sleedoorn. Deze lange doornen zouden Jezus het meeste kwellen.
Toen de veroordeelde op de bewuste vrijdag over de weg werd voortgeduwd, ontdekte de sleedoorn dat in de kroon die Jezus droeg ook takken uit zijn struik verwerkt waren. Ontdaan boog hij zijn takken en uit schaamte besloot hij voortaan niet meer te bloeien. Onafgebroken bad de struik tot de hemel om vergeving voor zijn vreselijke bijdrage aan de doornenkroon.
Op een avond hoorde de sleedoorn een stem die liefdevol tot hem sprak: ‘Beste sleedoorn, jouw takken in de doornenkroon van mijn Zoon zijn niet jouw schuld. Jij kon niet weglopen. De werkelijke schuldige is de soldaat die jouw takken misbruikte om er een wrede kroon van te maken. Jou treft geen blaam. Om je onschuld aan de hele wereld duidelijk te maken zul je voortaan in het voorjaar als eerste struik bloeien met grote heldere bloemen. Die bloemen zullen wit zijn, want wit is de kleur van de onschuld. Na iedere winter zullen de mensen uitkijken naar jouw bloemen, die het einde betekenen van de donkere winterdagen en een vroege bode zijn van de lente, van een nieuw vruchtbaar seizoen.’
Sinds die dag bloeit de sleedoorn van boven tot onder met witte bloemen op zijn verder kale takken. Vroeg in het voorjaar worden de wegen geflankeerd door witte hagen met bloeiende sleedoorns en worden parken en bosranden gesierd door de hoge witte struiken die het kale landschap opvrolijken.
De sleedoorn wordt een ‘naaktbloeier’ genoemd: de bloemen bloeien op de kale, naakte takken vóórdat de bladeren uitlopen. De honing in de bloemen vormt het eerste voedsel voor de mieren en de vroege bijen- en vliegensoorten. Voor mensen zijn de bessen pas eetbaar nadat het flink gevroren heeft, alhoewel ze dan nog erg zuur zijn. Natuurvolken groeven de bessen in de grond om de rijping te bevorderen. Rozen hebben stekels en sleedoorns hebben doornen. Stekels groeien aan de buitenkant van de tak, als een soort uitstulping. Doornen groeien van binnen uit de tak, vanuit het hout. De doornen van de sleedoorn zijn twijgen die in een scherpe punt eindigen.
7 De nachtegaal
Waarom de nachtegaal 's nachts zingt
Weet u waarom de nachtegaal naar de nacht is genoemd? Aanvankelijk heette hij ‘zang-gaal’ maar nadat hij een zangwedstrijd had verloren trok deze wonderschone zanger zich terug in het struikgewas om vandaar in de stilte van de nacht zijn betoverende lied te laten horen. Dit oude sprookje verhaalt hoe de zang-gaal een nachte-gaal is geworden.
Gedurende lange tijd leefden alle dieren in vrede met elkaar. Maar langzaam maar zeker ontstonden er wrijvingen en sommige dieren voelden zich beter dan anderen. De zwakkere dieren wilden daarom een leider hebben. Zo werd de leeuw de koning van het land, de walvis de keizer van de zeeën en de arend de heerser van het luchtruim. Maar dat vonden ze nog niet genoeg: de dieren wilden ook weten wie de snelste, de grootste, de mooiste en de slimste van hen was. En de vogels wilden weten wie van hen de beste zanger was. De keuze was moeilijk: er zijn immers veel vogels die prachtig zingen, zoals de merel, die al voor zonsopgang een concert geeft, en de zwartkop met zijn warme klanken of de jubelende leeuwerik. Alle vogels kwamen bijeen om één voor één hun lied ten gehore te brengen. Het gekras van de ekster werd knarsetandend aangehoord. Geroerd waren de vogels door het kabbelende lied van het roodborstje.