Reading Online Novel

Het Zevende Kind(63)



Knud Tåsing had het hoofd gebogen en zijn nederlaag geaccepteerd. Zonder zijn aanhoudende krantenartikelen was de man vermoedelijk nooit vrijgesproken en die wetenschap had hem natuurlijk volledig gebroken achtergelaten. Hij had zijn vrouw verlaten en had een anderhalvekamer-appartement in onderhuur genomen in Christianshavn, en hier had hij vijf troosteloze jaren aanmodderend als freelancer doorgebracht voordat hij een baan bij Fri Weekend kreeg aangeboden, ondanks hevig protest van het ministerie van Nationale Zaken. Elke ochtend fietste hij naar het gebouw van de krant aan de kop van de haven, deed op weg naar huis boodschappen bij supermarkt Brugsen en bracht zijn weekends door voor de televisie. Hij sprak nooit over zijn gevoelens met betrekking tot de gestoorde gek die hem zo fenomenaal had voorgelogen, en niet over zijn gevoelens met betrekking tot de twee jongens die de Palestijn had vermoord. Hij had (voor zover Nils wist) nooit hun graf bezocht of geprobeerd contact op te nemen met hun ouders, en misschien viel er ook niet meer te zeggen. De doden vielen buiten journalistieke reikwijdte – ze konden niet in kranten ageren en dat was het enige gebied waar Knud Tåsing verstand van had.

‘Ik heb alle uitgaven van Billed Bladet, Hjemmet en Familie Journal uit 1961 doorgelopen en in de Billed Bladet van 19 mei vond ik dit artikel.’ Knud Tåsing legde drie kopieën in A3-formaat voor de fotograaf neer. ‘Het gaat om het vondelingetje van Kongslund... om Inger Marie Ladegaard.’

Vondeling op stoep gevonden op jubileumdag van kindertehuis, luidde de ietwat onbeholpen kop boven een foto van een jonge vrouw met een wit kapje op haar blonde krullen.

‘Ja, ze bestaat – maar dat wisten we al. Maar dat is toch niet bepaald een schandaal te noemen?’

De journalist hoorde het welbekende humeurige commentaar aan. ‘Ik heb wat dieper naar de naam Bjergstrand gegraven,’ zei hij. ‘Maar er is niemand met die naam op internet te vinden en ook niet in de telefoongidsen van 1990 tot 2007. Dus voorlopig moeten we proberen om verder terug te gaan, en dat vereist de hulp van verschillende registers en oude telefoongidsen van tdc, dat destijds ktas heette. We moeten minstens terug tot 1961, misschien zelfs verder.’

De fotograaf antwoordde niet.

‘Helaas komen de uitgeknipte letters op de envelop niet overeen met die in onze Billed Bladet uit 1961. Daar had ik anders wel op gehoopt. Wat bepalend is, is dat de letters verschillende kleuren hebben, want dat sluit al een deel van de bladen van die tijd uit. Dansk Familie Blad gebruikte bijvoorbeeld bijna alleen zwarte drukletters voor de koppen, terwijl Alt for Damerne grappig genoeg erg vooruitstrevend was met verschillende kleuren, zowel bij koppen als in artikelen. Hetzelfde gold voor Billed Bladet. Maar ik moet nog naar Hjemmet, Familie Journal, Ude og Hjemme, en een aantal andere kijken...’

Knud Tåsing kwam overeind en vond een smal looppad tussen de papierstapels door naar het raam toe. ‘Maar we hebben ook een derde spoor – we hebben een eenvoudige vraag: waarom maakte die brief het ministerie zo bang?’ De journalist liep achterwaarts terug naar het bureau en sloeg met vlakke hand op het artikel dat Fri Weekend op diezelfde dag op de voorpagina had afgedrukt onder de kop: Kongslund-affaire: wat houdt het kindertehuis verborgen?

Deze uitdagende woorden werden geflankeerd door een wat oudere foto van de voormalige directrice, juffrouw Ladegaard. Ze droeg een donkerblauwe jurk met een blauwe broche van amethist, en ze glimlachte naar de fotograaf. Ze had een klein meisje met blonde krullen bij de hand.

Moeder Denemarken, stond eronder.

Op de voorzijde van het tweede katern had de krant de oudere vrouw vervangen door een jonge vrouw in het groen, Susanne Ingemann. Zij stond op de trap voor het schilderij van de vrouw op de idyllische open plek in het bos, en de afbeelding riep samen met de kop – Een geheime voorgeschiedenis? – een onheilspellende sfeer op, alsof er iets niet helemaal in de haak was. Alsof de hoofdpersonen van het verhaal niet noodzakelijkerwijs waren voor wie ze zich uitgaven en dat verleden en heden tezamen een bedrog zouden kunnen vormen.

Het was een knap gemanipuleerde voorpagina, dacht Nils.

En Susanne Ingemann zou natuurlijk razend zijn.

‘Het proces is in gang gezet,’ zei Knud Tåsing met een laatste blik op de voorpagina.

‘Ik heb al wel een aantal interessante reacties ontvangen.’ Hij wekte zijn scherm weer tot leven met een tikje op de muis. ‘Een ervan was van onze grote nieuwe tv-zender, waarvan ik de nieuwschef ken... of beter gezegd kende... in een vervlogen tijdperk.’

De journalist staarde naar een e-mail, die Nils niet kon zien.

‘Peter Trøst heeft immers een talent om te handelen – brutaal, zou je bijna kunnen zeggen. In ieder geval weet je toch hoe beroemd hij is geworden in ons kleine televisielandje. Als iemand deze zaak onder de aandacht kan brengen, is hij het wel. En dat is prima voor ons – zo lang als we zelf maar als eerste tot de oplossing van het mysterie komen.’