Reading Online Novel

Het Zevende Kind(3)



De hevige weeën begonnen een half uur later al, alsof het meisje wist dat alles maar het beste zo snel mogelijk achter de rug kon zijn en dat de schande onvermijdelijk was. In zekere zin was adoptie een meer ketterse daad dan illegale abortus, omdat het ervoor zorgde dat het kind zijn leven in absolute eenzaamheid begon, en de oude vroedvrouw kon zich nog steeds de stilte herinneren waarmee de piepjonge ‘gevallen’ moeders waren omgeven.

Ze was met een metalen bakje met steriele tampons naar de kamer teruggekeerd, en toen er een pauze in de ontberingen leek te zijn, had ze de bevallende vrouw benaderd, en voor de tweede keer contact proberen te maken. ‘U doet het prima,’ had ze gezegd.

Ze wilde graag haar medeleven tonen en naar de weeën van het meisje informeren en misschien zelfs wel haar hand vasthouden, ze waren per slot van rekening haast leeftijdsgenoten. De leerlinge heette Carla en ze had in haar eerste maanden op de afdeling haar best gedaan de lijdende meisjes iets meer te bieden dan alleen de professionele behulpzaamheid die ze zich aan moest leren. ‘Carla is zich zeer bewust van de signalen die ze opvangt,’ had de hoofdverloskundige gezegd – maar voordat Carla het jonge bevallende meisje kon benaderen, draaide die zich ineens om, opende haar ogen en staarde haar aan met een blik die ze nooit zou vergeten.

Haar ogen waren groen en waterig, eerst leeg, van pijn en angst, toen plotseling helder en koud, alsof ze vanuit een schacht in het binnenste van de aarde opkeken. Even later vlamden ze op in een woede die de leerling-verloskundige niet begreep en nooit eerder had gezien. Het was deze akelige reactie die ervoor zorgde dat ze zich juist dit meisje en deze bevalling kon herinneren toen haar een half mensenleven later werd gevraagd naar het verloop ervan.

Daarna vorderde de bevalling snel, en ook dat was bizar; na slechts een uur was het gezicht van het meisje net zo wit als het laken onder haar bezwete lichaam geweest, en toch hield ze nog steeds haar pijnkreten binnen. Ze sloot haar ogen en opende ze weer, sloot ze, opende ze en sloot ze weer, en al het bloed leek stil te staan in haar ledematen, terwijl het zweet op haar huid parelde en het beddengoed gekreukt, verfomfaaid en volledig doorweekt raakte. En toch klonk er geen geluid. De bleke, dunne schouders trilden wanneer de weeën kwamen opzetten, en de jongste leerlinge herinnerde zich de warmte en de vochtigheid in de ruimte, het blonde haar dat aan het kussen vastplakte, en de geur van schande en vernedering die de vrouwen met de grote A op hun dossier altijd omringde.

Dat ze zelf door haar daad – en met al haar medeleven – deel uitmaakte van deze schande, realiseerde Carla zich pas veel later, toen ze zelf vrouw was – en moeder – en een lang leven had gehad om op terug te blikken. Het was een besef dat ze nooit met iemand gedeeld had, voordat ze als gepensioneerde over deze mysterieuze bevalling sprak. Ze had Medeleven juist altijd als de grootste deugd in een mensenleven beschouwd, maar die avond, daar op kraamafdeling B, had dit gevoel een tweelingzusje gehad, wier gezicht onzichtbaar was voor Carla zelf, maar die door de lijdende vrouw meteen werd herkend: Afkeuring.

De hoofdarts was een paar minuten voor de bevalling zelf ter plaatse en verzocht de leerlinge de ruimte te verlaten. Maar Carla wist wat er zou gaan gebeuren. Om de vloek te voltooien – tenminste, zo dacht ze er nu over – beviel het meisje met de witte stoffen luier over haar gezicht, en (volgens de hoofdverloskundige) zonder ook maar een keer te schreeuwen. In de daaropvolgende minuten werd het kind verwijderd en het was allemaal voorbij.

De jonge vrouw werd naar de kraamafdeling gebracht, waar het kind in een kamer ver van de moeder af zou slapen, opdat die het niet kon horen huilen. (Deze kinderen werden vaker wakker en huilden daarom meer dan de baby’s van wie de moeder in de buurt sliep, wisten de verpleegsters, en het zou onaanvaardbaar zijn als een moeder in een toestand van depressie en schuldgevoel opstond en op zoek ging naar de kleine.)

Op de derde dag – een paar uur voordat ze zou vertrekken – tilde de onbekende jonge vrouw haar hoofd op van het kussen en vroeg naar de hoofdverloskundige. Ze wilde van de mogelijkheid gebruikmaken om op het besluit om haar kind voor adoptie af te staan terug te komen. Ze wilde haar kind zien.

De hoofdverloskundige riep een verpleegster op, die naar de hoofdzuster belde, die er een arts bij haalde, die weer de hoofdarts waarschuwde, waarna hij de opdracht die hij eerder had gegeven bevestigde: het meisje mocht het kind onder geen beding zien.

Uitzonderingen waren niet mogelijk bij deze speciale geboorte.

Toen deze order na een uur de hoofdverloskundige bereikte, ging ze direct naar het bed van het meisje en wees haar verzoek met gedempte stem af. Ze veronderstelde dat de afwijzing te maken had met wat voor het kind het beste was.