Reading Online Novel

Het Zevende Kind(242)



‘Luistert het ministerie echt mensen af...?’ Knud Tåsing was degene die uiteindelijk het woord nam. Hij stelde de vraag rechtstreeks aan Orla Berntsen op een beschuldigende toon.

Søren Severin Nielsen schoot zijn nieuwe vriend meteen te hulp: ‘Natuurlijk doen ze dat niet. In ieder geval niet met instemming van Orla of andere ambtenaren. Daar kan ik voor instaan. Dat moet de werkwijze van Carl Malle zijn... Die werkt onafhankelijk van het ministerie, en op dit moment zijn ze wanhopig naar Orla op zoek.’

Severin had tijdens de twee dagen van bijna ononderbroken rust op het gazon voor Villa Kongslund weer iets van zijn oude vechtlust hervonden. Hij had zelfs een paar tweejarige jongetjes die op hun driewielertjes tot in het oneindige achtjes om hem en Orla Berntsen heen reden, vriendelijk toegesproken.

Peter Trøst zei: ‘Orla wordt, voor zover ik kan nagaan bij het ministerie en de politie, niet gezocht... officieel dan...’ Er lag iets monters in zijn stem. Maar ze zeggen aan de andere kant ook dat als je iets weet, ze het graag horen. Geheel discreet...’ Hij glimlachte als om de absurditeit van die uitnodiging te benadrukken.

‘Mocht ik gezocht worden – tja, dan meld ik me uiteraard bij de autoriteiten. Ik heb niets te verbergen,’ zei Orla Berntsen rustig. Maar toen snifte hij toch, en het geluid van de angst die hem altijd volgde, sprak het laatste deel van zijn bewering tegen.

‘Laten we een samenvatting maken van deze hele voorstelling, waar we in terechtgekomen zijn – niet in de laatste plaats dankzij Marie,’ zei Knud Tåsing en haalde een oranje spiraalblok uit de bruine schooltas die naast hem op de terrastegels stond. De eerste drie gelinieerde blaadjes waren volgeschreven met onleesbare notities en hij bladerde even wat heen en weer, alsof de woorden van de blaadjes af waren gedwarreld en uit zijn gezichtsveld waren verdwenen. Zijn bril balanceerde op het puntje van zijn neus. Toen vond hij blijkbaar de juiste plek en zei een tikje plechtig: ‘In het kort bestaat de Kongslund-affaire op dit moment uit de volgende feiten... In 2001 ontving Marie abusievelijk de brief die voor Magna bedoeld was. Die was geschreven door een vrouw met de naam Eva Bjergstrand, die kort daarna naar Denemarken kwam, waar ze plotseling overleed. Eva werd op een klein stukje strand net ten noorden van Bellevue gevonden, dus heel dicht bij Kongslund. Haar dood viel samen met de terreuraanslagen op de Twin Towers in New York en er waren daarom niet veel mensen die over de zaak hoorden. Voordien had Marie een deel van het levensverhaal van Eva achterhaald en vooral het gedeelte over haar zoon John, die onder zeer merkwaardige omstandigheden ter adoptie is opgegeven en daarna verdween.’

Hij sloeg het blaadje van het notitieblok om. Hij, noch Peter, had zijn thee aangeroerd – het was niet een drankje dat je in grote hoeveelheden bij op zichzelf respecterende krantenredacties zou aantreffen, en de wind vanaf de Sont voerde een vage geur van wijn uit een kartonnen pak naar de tafel.

‘Vervolgens heeft Marie het verdere onderzoek naar de zaak uitgesteld,’ zei hij en hield even een verwijtende pauze. ‘Voor niet minder dan zeven jaar.’ Hij klakte geïrriteerd met zijn tong. ‘Toen Magna’s zestigjarige jubileum naderde, haalde ze de oude brief weer tevoorschijn en hervatte het speurwerk naar het raadsel. Misschien vond je dat je Eva een nieuwe poging verschuldigd was, aangezien het immers jouw schuld was dat de brief nooit bij Magna aangekomen is. Of bij iemand anders.’

Hij keek me weer verwijtend aan over de rand van zijn bril.

‘Ik wilde het gewoon weten,’ zei ik – en hoorde hoe dom dat op dat moment klonk – maar niemand reageerde.

‘Aangezien je alle namen van de zeven kinderen van de Zuigelingenkamer in 1961 kende – je was zelf immers een van hen – heb je de vijf jongens een anonieme brief gestuurd, enkele dagen voor het grote jubileum, omdat je wist dat er maximale aandacht voor het beste opvangcentrum voor hulpbehoevende kinderen van het hele land gedurende een generatie zou zijn. Je hebt de vier voorwerpen die je voorhanden had, bijgesloten... Een foto van Villa Kongslund, een foto van de zeven baby’s van kerst 1961, een kopie van het adoptieformulier met John Bjergstrands naam erop – en ten slotte een paar babysokjes die je op zolder had gevonden... hier op de zolder van Kongslund.’ Knud Tåsing gaf een rukje met zijn hoofd in de richting van de zwarte, rijzige nok. ‘Je maakte het allemaal zo dramatisch en sensationeel als je maar kon... Je vormde zelfs hun namen en adressen door honderden bontgekleurde letters uit een tijdschrift te knippen dat melding had gedaan van jouw eigen aankomst op Kongslund, en op de enveloppen te plakken... zodat het allemaal haast een beetje aan een roman van Agatha Christie deed denken. Zo melodramatisch.’ Nu nam Knud Tåsing verbaal wraak op mij.