Reading Online Novel

Het Zevende Kind(238)



‘Wie kan die naar mij gestuurd hebben, mevrouw Laursen?’

Ze schudde haar hoofd slechts, maar hij kon een laagje dieper in haar angst kijken.

‘Maar wist u dat deze zou worden gestuurd...?’

‘O nee.’ Haar stem was bijna onhoorbaar.

Hij boog zich naar haar toe. ‘Maar wist u... dat ik zou komen?’

Ze bleef nog heel even onbeweeglijk zitten. Toen knikte ze plotseling en er rolde tot zijn verbazing een grote traan uit haar rechteroog; die liep over haar bolle wang en stopte in haar mondhoek, waar hij vreemd genoeg als een kleine, glasheldere bel bleef hangen.

‘Maar hoe...?’ Hij liet de vraag zacht in de lucht hangen; zij was geen moeilijke noot om te kraken voor een ervaren journalist, maar de traan leidde hem om de een of andere reden af.

‘Hij... belde immers...’ zei ze.

Knud Tåsing knikte bemoedigend, en ze haalde diep adem en liet een kristalheldere traan op de eerste volgen. Toen zei ze: ‘Er belde een man die zei dat het erg gevaarlijk kon worden als ik met iemand sprak over een gehei... over...’

‘Een geheim...?’

‘Ja... want het was... een regerings...’ Ze viel stil.

‘Een regeringsaangelegenheid?’

Ze knikte.

‘Gevaarlijk voor wie?’

‘Voor mij... of...’

‘Maar wat weet u dan?’ De vraag was directer dan hij had bedoeld.

‘... Mijn zoon...’ zei ze.

‘Uw zoon...?’

Er liep een derde traan uit het rechteroog, die de vorige twee volgde.

‘Hij is immers ook van... daarvandaan...’ Ze snikte.

‘Van Kongslund?’

‘Ja.’ Nu liep er ook een traan uit het linkeroog. Ze merkte het niet.

‘Ja. Ze hadden me immers eerder geholpen.’

En toen beschreef ze het verloop dat ze eerder slechts met twee andere mensen had gedeeld. Eerst met de bezoekster die zich Marie Ladegaard had genoemd en vervolgens met haar zoon, omdat Marie Ladegaard daarop had aangedrongen.

Ze vertelde Knud Tåsing het merkwaardige verhaal van de kleine jongen die op een vroege ochtend in het voorjaar van 1961 werd opgehaald door een onbekende boodschapster van het befaamde kindertehuis Kongslund – waarna Dorah spijt had gekregen van haar handeling en de directrice had gedwongen haar een nieuw kind te bezorgen dat ze in februari 1966 ontving – bijna vijf jaar nadat ze het hare had afgestaan ter adoptie.

Het klonk als een sprookje – of gewoon als het gebazel van een verwarde vrouw – maar ze knikte de hele tijd terwijl ze sprak, als om te benadrukken dat het allemaal waar was.

‘Maar – dat slaat toch nergens op.’ De journalist was net zo verbluft als de oude vrouw zelf – en precies zoals haar eerste gast was geweest.

Dorah zei: ‘Was zij het die... was zij degene die het verklapt heeft, hoewel ze me beloofde om het nooit te zeggen? Ze beloofde het geheim te houden, als ik mijn zoon gewoon zou vertellen wat er gebeurd was. En dat heb ik gedaan. Maar toen heeft ze toch...’ Plotseling liepen er tranen uit beide ogen over haar wangen, steeds een per keer, langzaam en als grote, ronde kristallen.

Knud Tåsing zat even naar de glimmende druppels te staren die zijn aanwezigheid hadden voortgebracht. Toen vroeg hij: ‘Wie is zij...?’

De oude vrouw haalde een zakdoek tevoorschijn, die klein was en met geborduurde rode roosjes in de hoeken. ‘Marie Ladegaard. De dochter van de directrice.’

‘Is die hier geweest?’

‘Ja, ze was hier, ja. Zij was de eerste persoon die ik over Lars heb verteld... over mijn zoon.’ Ze snotterde in de geborduurde zakdoek. ‘Dat was in...’

‘... 2001?’

‘Ja.’ Ze keek hem door haar tranen heen aan en snoot haar neus. ‘Dat is zeven jaar geleden, maar ze zei dat ze haar belofte zou houden. Altijd.’ Nu huilden de beide oude ogen in twee kleine stromen van tranen, die als glimmende lagunes in haar mondhoeken eindigden.

‘Maar waar is jouw kind dan op dit moment... het kind dat je hebt afgestaan... Het kind waarvan je zegt dat het die ochtend werd opgehaald?’

‘Dat ben ik nooit te weten gekomen. Maar ik heb toch ook een nieuw kind gekregen.’ Ze legde haar zakdoek op haar schoot. ‘Ze zeiden dat ik het gewoon allemaal moest vergeten...’

‘Omdat je Lars kreeg?’

‘Ja – ik moest gewoon op de levering wachten.’ Ze snotterde.

‘De levering...?’

‘Ja.’

‘Maar waar is Lars nu op dit moment?’ Knud Tåsing stelde de vraag zonder echt geïnteresseerd te zijn. Hij kon niet zien hoe Dorahs geadopteerde zoon iets met het Kongslund-mysterie te maken kon hebben. Naar alle waarschijnlijkheid was Dorah gewoon de precieze omstandigheden rond een voor de rest volkomen normale adoptie vergeten.