Reading Online Novel

Het Pantserhart(74)



                Nadat hij de afgelopen nacht met Katrine Bratt had gesproken, had Harry gekeken naar alles wat hij had opgeschreven. Hij had de namen, de adressen en de telefoonnummers van de twee levende personen die waarschijnlijk dezelfde nacht in november in een hut hadden geslapen met de drie moordslachtoffers. Hij had op de klok gekeken en uitgerekend dat het in Sydney vroeg in de ochtend was en had het nummer van Iska Peller gebeld. Ze had opgenomen en behoorlijk verbaasd geklonken toen Harry de Håvasshytte ter sprake had gebracht. Ze had Harry niet veel kunnen vertellen over haar verblijf in de hut aangezien ze het grootste deel van de tijd met hoge koorts in bed had gelegen. Misschien kwam dat doordat ze te lang in bezwete, natte kleding had gelopen, misschien omdat ze bekaf was omdat ze als onervaren langlaufer van hut naar hut was getrokken. Of misschien heel simpel omdat influenza willekeurig toeslaat. Hoe dan ook, ze was met pijn en moeite naar de Håvasshytte gestrompeld, waar ze door haar toermaatje Charlotte Lolles onmiddellijk naar bed was gestuurd. Daar was Iska Peller in en uit haar slaap met woeste dromen gegleden, terwijl haar lichaam afwisselend pijn deed, zweette en rilde van de kou. Wat er tussen de andere mensen in de hut was voorgevallen, of wie de anderen waren, had ze helemaal niet meegekregen omdat Charlotte en zij als eersten waren aangekomen. De volgende dag was ze blijven liggen toen de anderen al vertrokken en waren Charlotte en zij door een sneeuwscooter opgehaald, bestuurd door een plaatselijke politieman die Charlotte te pakken had kunnen krijgen. Hij had hen naar zijn huis gebracht en aangeboden dat ze de nacht wel bij hem konden doorbrengen omdat het hotel vol zat. Daarin hadden ze aanvankelijk toegestemd, maar later hadden ze zich bedacht en de laatste trein naar Geilo genomen, waar ze een hotel hadden gevonden. Charlotte had Iska niets bijzonders verteld over de avond in de Håvasshytte. Een avond zonder gebeurtenissen, zo leek het.

                Vijf dagen na de huttentocht was juffrouw Peller van Oslo naar Sydney gevlogen, nog steeds een beetje koortsig, en na haar thuiskomst had ze regelmatig per e-mail contact gehad met Charlotte, maar er was haar niets ongewoons opgevallen. Totdat ze het schokkende bericht had gekregen dat haar vriendin dood was aangetroffen achter een oude auto in een bosje bij Dausjøen, net buiten het centrum van Oslo.

                Harry had Iska Peller voorzichtig uitgelegd dat men zich zorgen maakte over de mensen die die avond in de hut waren geweest. Daarom was hij van plan de leider te bellen van de afdeling Moordzaken bij het politiedistrict Sydney South, Neil McCormack, met wie Harry al eerder had samengewerkt. McCormack zou een verklaring van haar komen opnemen en – hoewel Australië ver weg was – tot nader order voor politiebewaking zorgen. Iska Peller leek niet zo erg onder de indruk.

                Daarna had Harry het tweede nummer gebeld dat hij had gekregen, het nummer in Stavanger. Hij had het vier keer geprobeerd, maar de betreffende persoon had niet opgenomen. Hij wist natuurlijk dat dat op zich niets hoefde te betekenen. Niet iedereen sliep met een mobieltje naast zich. Maar Kaja Solness deed dat duidelijk wel. Ze nam na het tweede belsignaal al op en toen Harry had gezegd dat ze met het eerste vliegtuig naar Stavanger gingen, had ze slechts ‘oké’ gezegd.

                Ze waren om halfzeven op de luchthaven van Oslo en Harry had opnieuw het nummer gebeld, zonder resultaat. Een uur later landden ze op luchthaven Sola en Harry had opnieuw tevergeefs gebeld. Op weg van de terminal naar de rij bij de taxihalte had Kaja de werkgever aan de lijn gekregen, en die had gezegd dat de persoon die ze zochten niet op de gebruikelijke tijd op het werk was verschenen. Ze had dat tegen Harry gezegd en hij had voorzichtig zijn hand in haar rug gezet, haar resoluut langs de rij in een taxi geduwd en op de luide protesten had hij geantwoord: ‘Bedankt en ook nog een prettige dag, mensen.’



                Het was precies 08.16 uur toen ze arriveerden bij het adres, een wit houten huis in Våland. Harry liet de betaling van de taxi aan Kaja over, stapte uit en liet het portier openstaan. Hij bekeek de gevel, die niets verraadde. Hij snoof de vochtige, frisse, maar toch milde lucht van Vestlandet op. Hij zette zich schrap. Want hij wist het al. Hij kon zich natuurlijk vergissen, maar hij wist het met dezelfde zekerheid als dat hij wist dat Kaja ‘bedankt’ zou zeggen als ze de rekening kreeg.