Reading Online Novel

Het Pantserhart(38)



                ‘Een onweerlegbaar feit,’ zei Harry rondkijkend.

                ‘Waarom?’

                Harry keek de man aan terwijl hij zwijgend het ene antwoord na het andere verwierp tot hij bedacht dat hij er gewoon geen had.

                ‘Aangezien jij me schijnt te kennen,’ zei Harry, ‘zou ik graag weten met wie ik het genoegen heb kennis te maken.’

                ‘Ik betwijfel of een van ons daar vrolijker van wordt, Hole. Ik stel voor dat je deze plek nu verlaat en dat je nooit meer in de buurt van plaatsen delict van de nationale recherche komt. Is dat begrepen?’

                ‘Nou, ik heb het gehoord, maar niet begrepen. Wat nu als ik een tip kan geven over de manier waarop Marit Olsen…’

                ‘Jouw enige bijdrage aan de politie,’ onderbrak de milde stem hem, ‘is een slechte naam geweest. In mijn optiek ben je een alcoholist, een wetsovertreder en een schadelijk dier, Hole. Dus mijn tip aan jou is dat je weer onder die steen kruipt waar je vandaan komt voordat iemand je vermorzelt.’

                Harry keek de man aan en voelde dat zowel de hersenen als zijn maag hetzelfde zeiden: accepteer het. Terugtrekken. Je hebt niets om mee terug te slaan. Wees verstandig.

                En Harry zou echt graag verstandig willen zijn, hij zou die eigenschap echt op prijs stellen. Harry haalde zijn pakje sigaretten tevoorschijn: ‘En die iemand zou jij zijn, Bellman? Want jij bent Bellman, is het niet? Het genie dat die idioot achter mij aan heeft gestuurd?’ Harry knikte naar de Fin. ‘Naar die poging te oordelen is het je niet gelukt me te vermorzelen met… met…’ Harry zocht naar een passende vergelijking, maar die kwam niet. Die verrekte jetlag. Bellman was hem voor.

                ‘Wegwezen nu, Hole.’ De hoofdinspecteur duwde met zijn duim tegen zijn schouder. ‘Nu, nu. Snel, snel.’

                ‘Ik…’ begon Harry.

                ‘Nu is het genoeg,’ zei Bellman breed grijnzend. ‘Je bent gearresteerd, Hole.’

                ‘Wat?’

                ‘Je hebt drie keer het bevel gekregen om de plaats delict te verlaten zonder dat je daaraan gehoor hebt gegeven. Handen op de rug.’

                ‘Luister eens even!’ zei Harry verbeten, met een groeiend gevoel de rat in het laboratorium met het voorspelbare gedrag te zijn. ‘Ik wilde alleen…’

                Berntsen, alias Beavis, trok aan zijn arm, waardoor zijn sigaret op de natte grond viel. Harry boog zich voorover om de sigaret op te pakken, maar kreeg Jussi’s voet in zijn rug en viel op zijn buik. Hij sloeg met zijn hoofd tegen de grond en proefde aarde en gal in zijn mond. En hij hoorde de zachte stem van Bellman vlak bij zijn oor: ‘Je verzet je tegen de arrestatie, Hole. Ik heb je gevraagd je handen op je rug te doen, of niet? Om ze hier te…’

                Bellman legde zacht een hand op Harry’s billen. Harry ademde zwaar in en uit en verroerde zich niet. Want hij wist dat Bellman dat nu juist wilde. Geweld tegen een ambtenaar in functie. Twee getuigen. Een artikel 180-zaak. Strafmaat vijf jaar. Game over. En hoewel Harry het heel helder voor zich zag, wist hij dat Bellman het bijna voor elkaar had. Daarom concentreerde hij zich op iets anders, hij sloot de grommende lach van Beavis en Bellmans eau de cologne buiten. Hij dacht aan haar. Aan Rakel. Hij legde zijn handen op zijn rug, boven op die van Bellman, en draaide zijn hoofd om. De wind had de mist weggeblazen en hij kon de witte, slanke duikplank die zich aftekende tegen de grijze hemel boven zich zien. Aan de punt bungelde iets in de wind, een touw misschien.

                De handboeien klikten zacht.