Reading Online Novel

Getuige(76)



Zonder hem aan te kijken was ze opgestaan. Er stroomde bloed langs haar linkerarm, over de binnenkant van haar hand, het sijpelde van drie vingers naar beneden.

‘Je bloedt uit...’

Elin was dwars door de glassplinters richting haar slaapkamer gelopen toen hij haar tegenhield en zei dat hij haar arts zou bellen.

‘Ik wil niet, het kan me niet schelen...’

‘Elin,’ riep hij geschokt. ‘Je bloedt.’

Ze keek naar haar arm en zei dat het misschien goed was er een pleister op te plakken en liep met een spoor van bloed achter zich aan naar het kantoor.

Ze ging achter de computer zitten, zocht het nummer van de rijksrecherche op, belde de centrale en vroeg of ze het hoofd van het onderzoek naar de moorden op de Birgittagården kon spreken. Een vrouw verbond haar door en ze herhaalde haar vraag, hoorde iemand langzaam ademhalen en typen op een computer, zuchten en verder typen.

‘Het vooronderzoek wordt geleid door de officier van justitie in Sundsvall,’ verklaarde een man met een hoge stem.

‘Is er geen agent met wie ik kan praten?’

‘Het Openbaar Ministerie werkt samen met de politie van Västernorrland.’

‘Ik heb bezoek gehad van een commissaris van de rijksrecherche, een lange man met grijze ogen en...’

‘Joona Linna.’

‘Ja.’

Elin pakte een pen en schreef het nummer op de voorkant van een glanzend modeblad, bedankte voor de hulp en hing op.

Snel toetste ze het nummer van de commissaris in, maar kreeg te horen dat hij op dienstreis was en de dag erop werd terugverwacht.

Elin wilde net het Openbaar Ministerie in Sundsvall bellen toen haar dokter binnenkwam. Hij stelde geen vragen en Elin deed er het zwijgen toe terwijl hij de wond schoonmaakte. Ze keek naar de telefoon die op het augustusnummer van de Britse Vogue lag. Tussen de borsten van Gwyneth Paltrow stond het nummer van Joona Linna.

Toen ze was verbonden en terugging naar de zitkamer, had een schoonmaakbedrijf het glas al opgeruimd en de vloer gedweild. De vitrinekast was verwijderd en Robert zei dat hij had de scherven van de gebroken sederschotel bij een conservator van het Museum voor Mediterrane Kunst zou laten bezorgen.





82


Elin Frank glimlacht naar niemand als ze langzaam door de gang loopt die naar Joona Linna’s kamer in het politiebureau leidt. Ze draagt een zwarte zonnebril om haar behuilde ogen achter te verhullen. De antracietgrijze trenchcoat van Burberry hangt open en ze heeft een zilverkleurige, zijden sjaal om haar hoofd. De diepe sneden in haar pols doen pijn en kloppen onafgebroken.

Haar hakken klikken op de gekraste vloer. Een affiche met de tekst ‘Als je denkt dat je niets waard bent en dat blauwe plekken normaal zijn, kom dan naar ons’ waait op als ze erlangs loopt. Een paar mannen in donkerblauwe politietruien verdwijnen naar de regionen van de me. Een stevige vrouw in een helderrode angoratrui en een strakke, zwarte rok komt een kamer uit en wacht haar met de handen in haar zij op.

‘Ik ben Anja Larsson,’ zegt ze.

Elin probeert uit te brengen dat ze Joona Linna wil spreken, maar haar stem begeeft het. De grote vrouw glimlacht naar haar en zegt dat ze haar naar de commissaris zal brengen.

‘Sorry,’ fluistert Elin.

‘Geen probleem,’ zegt Anja en ze vergezelt haar naar Joona’s kamer, klopt en doet de deur open.

‘Nog bedankt voor de thee,’ zegt Joona en hij trekt een stoel bij voor Elin.

Ze gaat moeizaam zitten en Anja en Joona kijken elkaar kort aan.

‘Ik zal water halen,’ zegt Anja en ze laat hen alleen.

Het wordt stil in de kamer. Elin probeert zichzelf onder controle te krijgen zodat ze kan praten. Ze wacht een poosje en zegt dan: ‘Ik weet dat het overal te laat voor is en ik weet dat ik je niet heb geholpen toen je bij me langskwam... en ik kan wel raden wat je van me vindt en...’

Ze raakt de draad kwijt, haar mondhoeken trekken naar beneden en er komen tranen tevoorschijn, vanonder haar zonnebril biggelen ze over haar wangen. Anja komt terug met een glas water en een tros vochtige druiven op een schoteltje en verlaat de kamer weer.

‘Ik wil het nu wel over Vicky Bennet hebben,’ zegt Elin beheerst.

‘Dan luister ik,’ zegt hij vriendelijk.

‘Ze was zes jaar toen ze bij me kwam en ik heb... ik heb haar negen maanden gehad...’

‘Dat had ik begrepen,’ zegt hij.

‘Maar wat je niet weet is dat ik... ik haar in de steek heb gelaten op een manier die... die je een ander nooit zou mogen aandoen.’

‘Soms falen we,’ zegt Joona Linna.

Ze zet met trillende handen haar zonnebril af. Ze kijkt de commissaris tegenover zich onderzoekend aan, het blonde warrige haar, het ernstige gezicht en de grijze ogen die zo merkwaardig van kleur veranderen.

‘Ik kan niet langer van mezelf houden,’ zegt ze. ‘Maar ik... ik wil een voorstel doen... ik ben bereid alle kosten te betalen... zodat jullie de lichamen zullen vinden... en dat het onderzoek zonder beperkingen kan worden voortgezet.’