Getuige(79)
Zijn gezicht dooft uit, wordt grauw en keert zich weer naar binnen.
‘Ik kan me geen voorstelling maken van wat je doormaakt,’ zegt ze zachtjes.
‘Ik heb nu zelf een psycholoog,’ zegt hij met een gekweld lachje. ‘Dat had ik nooit gedacht, dat ik ooit een psycholoog nodig zou hebben... Hij luistert naar me, zit te wachten terwijl ik jank, ik voel... Weet je, hij staat de politie niet toe om me te verhoren... Ik had in zijn positie waarschijnlijk dezelfde beslissing genomen... maar tegelijkertijd, ik ken mezelf, het is niet schadelijk voor me... ik zou misschien tegen hem moeten zeggen dat ik in staat ben met ze te praten... niet dat ik weet of ik tot enige hulp kan zijn...’
‘Je kunt maar beter naar je psycholoog luisteren,’ zegt ze.
‘Klink ik zo verward?’ vraagt hij glimlachend.
‘Nee, maar...’
‘Soms schiet me iets te binnen wat ik misschien tegen de politie zou moeten zeggen, maar dan vergeet ik het weer, want ik... het klinkt gek, maar ik kan mijn gedachten niet op een rijtje krijgen, het is net als wanneer je ongelooflijk moe bent.’
‘Dat wordt wel weer beter.’
Hij strijkt met zijn vinger onder zijn neus en kijkt haar aan.
‘Heb ik al gevraagd van welke krant je bent?’
Ze schudt haar hoofd en zegt: ‘Ik ben hier omdat Vicky Bennet bij mij heeft gewoond toen ze zes jaar oud was.’
86
Het is stil in de ziekenkamer. Door de deur heen zijn voetstappen op de gang te horen. Daniel knippert met zijn ogen achter zijn brillenglazen en perst zijn lippen op elkaar alsof hij al zijn krachten moet verzamelen om te begrijpen wat ze zojuist heeft gezegd.
‘Ik heb over haar gehoord op het nieuws... over de auto en het jongetje,’ fluistert hij na een poosje.
‘Ik weet het,’ antwoordt Elin met gedempte stem. ‘Maar... als ze nog leeft – waar denk jij dan dat ze zich zou verstoppen?’
‘Waarom vraag je dat?’
‘Ik weet het niet... Ik wil weten wie ze vertrouwde.’
Hij kijkt haar een moment aan voordat hij de vraag stelt.
‘Jij denkt niet dat ze dood is?’
‘Nee,’ antwoordt ze zacht.
‘Je gelooft het niet omdat je het niet wilt geloven,’ zegt hij. ‘Maar heb je enig bewijs dat ze niet in de rivier is verdronken?’
‘Schrik niet,’ zegt ze. ‘Maar we zijn er tamelijk zeker van dat ze uit het water is gekomen.’
‘We?’
‘Een commissaris van de rijksrecherche en ik.’
‘Maar ik begrijp het niet... waarom zeggen ze dat ze verdronken is als ze niet...’
‘Ze denken, de meeste mensen denken nog steeds dat ze verdronken is, de politie heeft het zoeken naar haar en het jongetje gestaakt...’
‘Maar jij niet?’
‘Misschien ben ik op dit moment de enige die zich echt zorgen maakt om Vicky zelf,’ zegt Elin.
Ze brengt het niet op om naar hem te glimlachen, om haar stem vriendelijk en voorkomend te laten klinken.
‘En nu wil je mijn hulp om haar te vinden?’
‘Ze kan het jongetje iets aandoen,’ probeert Elin. ‘Ze kan andere mensen iets aandoen.’
‘Ja, maar dat geloof ik niet,’ zegt Daniel en hij kijkt haar met een volstrekt open gezicht aan. ‘Van het begin af aan heb ik gezegd dat ik eraan twijfelde dat ze Miranda heeft gedood, ik kan het nog steeds niet geloven...’
Daniel zwijgt, zijn lippen bewegen langzaam maar brengen amper geluid voort.
‘Wat zeg je?’ vraagt ze vriendelijk.
‘Wat?’
‘Je fluisterde iets,’ zegt ze.
‘Ik geloof niet dat Vicky Elisabet heeft gedood.’
‘Je gelooft niet...’
‘Ik heb jarenlang met dergelijke probleemmeisjes gewerkt en ik... het klopt gewoon niet.’
‘Maar...’
‘Tijdens mijn periode als maatschappelijk werker heb ik een paar pupillen gehad die echt iets zwarts hadden... die het doden in zich hadden... die...’
‘Maar Vicky niet?’
‘Nee.’
Elin glimlacht breed en merkt dat haar ogen zich met tranen vullen voor ze haar gevoelens weer onder controle heeft.
‘Dit moet je aan de politie vertellen,’ zegt ze.
‘Dat heb ik al gedaan, ze weten dat Vicky naar mijn inschatting niet gewelddadig is. Ik kan het natuurlijk bij het verkeerde eind hebben,’ zegt Daniel terwijl hij stevig in zijn ogen wrijft.
‘Kun jij me helpen?’
‘Zei je dat Vicky zes jaar bij je heeft gewoond?’
‘Nee, ze was zes toen ze bij me woonde,’ antwoordt ze.
‘Wat wil je dat ik doe?’
‘Ik moet haar vinden, Daniel... jij hebt urenlang met haar gepraat, je moet iets weten over haar vrienden, jongens... wat dan ook.’
‘Ja, misschien... We hebben het vaak over groepsdynamiek en... sorry, ik kan me niet concentreren.’