Reading Online Novel

Getuige(73)



‘Een jongetje en een ouder meisje aan de achterkant van het gebouw.’

‘Je zag ze op het beeldscherm?’

‘Ja.’

‘Duidelijk?’

‘Nee, maar... ik ben gewend om in de gaten te houden wat er gebeurt.’

‘Is de politie die nacht langsgekomen?’

‘Hij kwam de volgende ochtend, Gunnarsson heette hij, en hij vond dat er niets te zien was en zei dat ik de band kon wissen.’

‘Maar dat heb je niet gedaan,’ zegt Joona.

‘Wat denk je?’

‘Ik denk dat jullie de opnames op een externe harde schijf bewaren.’

Glimlachend gaat hij Joona voor naar het piepkleine kantoortje naast het magazijn. Er staat een uitgetrokken bedbank, op de grond liggen een paar blikjes Red Bull en voor het matglazen raam staat een pak yoghurt. Op een schoolbank met klapdeksel staat een kleine laptop, met een externe harde schijf eraan. Ari Määtilainen gaat op een krakende bureaustoel zitten en zoekt snel in de bestanden die op datum en tijd gesorteerd staan.

‘Ik had op de radio gehoord dat iedereen naar een meisje en een jongetje zocht en toen zag ik dit midden in de nacht,’ zegt hij terwijl hij op een filmbestand klikt.

Joona buigt zich naar het vlekkerige scherm. In vier ruitjes is de buiten- en binnenkant van het tankstation zichtbaar. Digitale klokken geven flikkerend de tijd weer. De grijze beelden zijn volstrekt onbeweeglijk. Achter de toonbank is Ari zichtbaar. Soms bladert hij in een boulevardkrant en eet achteloos een paar uienringen.

‘Die vrachtwagen heeft hier drie uur gestaan,’ vertelt Ari en hij wijst op een van de films. ‘Maar nu vertrekt hij bijna...’

Een donkere schaduw beweegt zich in de cabine.

‘Kun je het beeld vergroten?’ vraagt Joona.

‘Wacht even...’

Plotseling licht een groepje bomen op in een wit schijnsel als de vrachtwagen wordt gestart en er een hele batterij lampen aangaat.

Ari klikt op de andere buitenopname en wisselt naar volledig scherm.

‘Hier zie je ze,’ fluistert hij.

De vrachtwagen is nu vanuit een andere hoek zichtbaar. Hij komt in beweging en rijdt langzaam naar voren. Ari wijst helemaal onder in het scherm, op de achterkant van het tankstation met vuilcontainers en bakken voor recycling. Het is er donker en stil. Maar plotseling beweegt er iets in het zwarte glas bij de uitgang van de autowasstraat en dan is daar iemand, een slanke gestalte naast de muur.

Het beeld is korrelig en flikkert in dunne grijstinten. Het is onmogelijk een gezicht of andere details te onderscheiden. Maar het gaat onmiskenbaar om een mens en nog iets.

‘Kun je het beeld verbeteren?’ vraagt Joona.

‘Wacht,’ fluistert Ari.

De vrachtwagen maakt een bocht en rijdt naar de uitrit. Plotseling valt het licht van de koplampen naast de gestalte de garagedeur binnen. Het beeld is even helemaal wit. De hele achterkant van het tankstation baadt in het licht.

Joona ziet in een fractie van een seconde dat het om een mager meisje en een kind gaat. Ze kijken de vrachtwagen na en dan wordt het weer donker.

Ari wijst op het scherm als de beide figuurtjes langs de donkergrijze wand lopen, in het zwarte, vlekkerige verdwijnen en dan het beeld uit.

‘Heb je ze gezien?’ vraagt Ari.

‘Ga terug,’ zegt Joona.

Hij hoeft niet uit te leggen welk gedeelte hij wil zien. Een paar seconden later speelt Ari het lichte fragment sterk vertraagd af.

Je ziet de vrachtwagen amper rijden, maar het licht van de koplampen beweegt met horten en stoten tussen de bomen door, over de gevel van het tankstation en vult de ramen met wit. Het gezicht van het kleinste kind is naar beneden gericht en beschaduwd. Het tengere meisje is blootsvoets en het lijkt of ze plastic tassen in beide handen houdt. Nog feller licht hakkelt voort, terwijl het meisje langzaam haar hand heft.

Joona ziet dat het geen plastic tassen zijn, maar verband dat afgewikkeld is. Hij ziet de natte uiteinden bungelen in het felle licht en hij weet dat Vicky Bennet en Dante Abrahamsson niet in de rivier verdronken zijn.

De digitale klok geeft veertien minuten over twee aan in de nacht van zaterdag op zondag.

Op de een of andere manier zijn ze uit de auto gekomen, door het stromende water naar de overkant van de rivier en ook nog eens honderdvijftig kilometer naar het zuiden.

Het warrige haar hangt in slierten langs het gezicht van het meisje. Haar donkere ogen glanzen intens en dan wordt het beeld weer zwart.

Ze leven, denkt Joona. Ze leven allebei nog.





79


Carlos Eliasson, chef van de rijksrecherche, staat demonstratief met zijn rug naar de deur als Joona zijn kamer binnen komt.

‘Ga zitten,’ zegt hij met een vreemd soort verwachting in zijn stem.

‘Ik ben net uit Sundsvall komen rijden en...’

‘Wacht,’ valt Carlos hem in de rede.