Getuige(69)
‘De politie is terughoudend over de vondst, maar volgens onze verslaggever is het duiken gestaakt en het opsporingsbericht is ingetrokken...’
Als er een foto van Vicky in beeld verschijnt, hoort Elin niet meer wat de nieuwslezer zegt. Ze ziet er ouder en magerder uit, maar ze is niet veranderd. Het voelt alsof Elins hart ophoudt met kloppen. Ze herinnert zich hoe het voelde het slapende meisje in haar armen te dragen.
‘Nee,’ fluistert Elin. ‘Nee...’
Ze staart naar het smalle, bleke gezicht. Haar krullende haar, onverzorgd en klitterig, altijd zo lastig te borstelen.
Ze is nog steeds een kind en nu zeggen ze dat ze dood is.
Haar blik is koppig, ze wordt gedwongen in de camera te kijken.
Elin loopt bij de tv vandaan, wankelt, zoekt steun tegen de muur en merkt niet dat een olieverfschilderij van Erland Cullberg van het haakje schiet en op de grond valt.
‘Nee, nee, nee,’ jammert ze. ‘Niet zo, niet zo... nee, nee...’
Het laatste wat ze van Vicky hoorde, was haar gehuil in het trappenhuis en nu is ze dood.
‘Ik wil niet,’ schreeuwt ze.
Met bonzend hart loopt ze naar de verlichte vitrinekast met de grote sederschotel die ze van haar vader heeft gekregen en die generaties lang in de familie is doorgegeven. Ze pakt de kast bij de bovenkant vast en trekt hem met al haar kracht omver. Hij slaat met een harde knal tegen de grond. De glazen wanden breken, splinters schieten over de parketvloer en de prachtig gedecoreerde schotel valt in gruzelementen.
Ze klapt dubbel en kruipt over de vloer alsof ze vreselijk buikpijn heeft. Ze hapt naar adem en denkt keer op keer dat ze een dochter had.
Ik had een dochter, ik had een dochter, ik had een dochter.
Ze gaat zitten, pakt een grote scherf van de sederschotel en haalt de scherpe kant hard over haar pols. Warm bloed begint te stromen, het druppelt op haar schoot. Nogmaals haalt ze het scherpe breukvlak over haar pols, ze slaakt een zucht van pijn en hoort tegelijkertijd dat er een sleutel in het slot van de huisdeur gestoken wordt, de deur opengaat en er iemand binnenkomt.
75
Op hoge temperatuur laat Joona twee dikke plakken rundvlees bruin worden in een gietijzeren pan. Hij heeft het vlees dichtgebonden en gekruid met grove zwarte en groene peper. Als de rolletjes een kristalachtige buitenkant hebben, zet hij ze in de oven, strooit er zout over en legt ze op de aardappelpartjes. Terwijl het vlees gaart, laat hij een saus van port, krenten, kalfsfond en truffel inkoken.
Met kalme nonchalance schenkt hij vervolgens een rode wijn uit Saint-Émilion in twee glazen.
Als de bel gaat heeft zich een gronderige geur van merlot en cabernet sauvignon in de keuken verspreid.
Daar staat Disa in een regenjas met rode en witte noppen. Haar ogen zijn groot en haar gezicht is nat van de regen.
‘Joona, ik ga onderzoeken of je inderdaad zo’n bekwame agent bent als ze zeggen.’
‘Hoe doe je dat?’ vraagt hij.
‘Met een test,’ zegt ze. ‘Vind je dat ik eruitzie zoals altijd?’
‘Mooier,’ antwoordt hij.
‘Nee,’ glimlacht ze.
‘Je bent naar de kapper geweest en draagt voor het eerst in een jaar de haarspeld uit Parijs.’
‘Nog iets anders?’
Hij laat zijn blik over haar smalle, blozende gezicht glijden, het glanzende pagekapsel en haar slanke lichaam.
‘Die zijn nieuw,’ zegt hij terwijl hij op haar hooggehakte laarsjes wijst.
‘Marc Jacobs... eigenlijk wat aan de dure kant.’
‘Mooi.’
‘Zie je verder nog iets?’
‘Ik ben nog niet klaar,’ zegt hij en hij neemt haar handen in de zijne, draait ze om en bestudeert haar nagels.
Ze kan het niet laten te glimlachen als hij mompelt dat ze dezelfde lippenstift opheeft als toen ze naar het Södra teatern gingen. Voorzichtig raakt hij haar oorbellen aan en kijkt dan in haar ogen, houdt haar blik vast en doet een pas naar achteren zodat het schijnsel van de staande schemerlamp op haar gezicht valt.
‘Je ogen,’ zegt hij. ‘De linkerpupil trekt niet samen in het licht.’
‘Knappe politieman,’ zegt ze. ‘Ik heb druppels gekregen.’
‘Heb je je oog laten onderzoeken?’ vraagt hij.
‘Iets met het glasachtig lichaam, maar niets ernstigs,’ zegt Disa en ze loopt de keuken in.
‘Het eten is bijna klaar. Het vlees moet alleen nog even rusten.’
‘Wat heb je het gezellig gemaakt,’ zegt Disa.
‘Het is lang geleden dat we elkaar hebben gezien,’ zegt hij. ‘Ik ben heel blij dat je gekomen bent.’
Ze toosten stilletjes en zoals altijd als Joona naar haar kijkt, wordt ze helemaal warm en het voelt alsof ze begint te stralen. Disa dwingt zichzelf weg te kijken, laat de wijn in het bordeauxglas rollen, snuift de geur op en proeft nogmaals van de wijn.