Gestapo(6)
'Hé, kereltje!' riep hij plotseling, 'Je hebt kostbaar vocht van meneer hier gemorst.'
Huhn bleef met een ruk staan, alsof voor hem een bom was ingeslagen en draaide zich om.
'Alle donders nog-an-toe! Wat haal jij je in je kop? Weet jij dan niet hoe je een meerdere moet aanspreken?'
'Natuurlijk weet ik dat,' antwoordde Broertje onverstoorbaar, 'maar daar gaat het nou niet om. Jij hebt bijna de kookpot van meneer ondersteboven gelopen en je hebt van het vocht gemorst, dat gaat niet.'
De Oberfeldwebel keek hem strak aan en barstte toen los:
'Ben jij gek geworden, kerel. Gebruik liever je hersens en als je me aanspreekt denk dan aan de voorschriften. Anders zal ik je dat wel eens...'
'Laat naar je kijken, man,' stelde Broertje voor. 'Op het ogenblik spreken we over het kostbare vocht van meneer. Daarna kunnen we het dan nog altijd over jouw problemen hebben.'
Huhn haalde diep adem. Zo iets had hij nog nooit meegemaakt. Sedert zeven jaar was hij instructeur van garnizoensrekruten. Zijn laatste standplaats was het verschrikkelijke militaire strafkamp Heuberg geweest. Als daar iemand gewaagd had te doen en te zeggen wat Broertje hier zo rustig deed, dan zou hij onmiddellijk een kogel door zijn kop hebben gekregen. Een ogenblik hield deze aangename gedachte Oberfeldwebel Huhn bezig. Het pistool trekken en het hele magazijn leegschieten in dat smoel voor hem; maar iets in de blik van Broertje hield hem van die drastische oplossing terug. Het was vreemd stil geworden. Iedereen keek naar de twee mannen. Zelfs de officieren, luitenant Ohlsen en luitenant Spät.
Broertje bleef rustig staan met zijn worst in de hand.
'Jij hebt van het mooie sap van meneer gemorst, Oberfeld. Dat kunnen we niet hebben.'
Huhn opende en sloot zijn mond enige malen. Hij wist eenvoudig niet hoe hij dit zaakje moest aanpakken, want wat hier gebeurde was volkomen ondenkbaar. Zelfs de krijgsraad zou het niet geloven. Ondertussen diende hij te erkennen dat hier voor hem een smeerlap van een Stabsgefreiter stond, die zwaaide met een eind worst en hem tutoyeerde, hem, een Oberfeldwebel.
Broertje wees met zijn stuk worst op de borst van Huhn.
'Je komt er niet onderuit, Oberfeld, je zult de Légionnaire een boete moeten betalen. Er zit accijns op jajem. Je kan dat spul niet zo maar ondersteboven gooien en bij ons, in de 27ste, heeft nou eenmaal de Légionnaire het monopolie van de jajemfabricage. Man, we slepen dat spul al dagenlang met ons mee. Die pot hebben we Iwan afgenomen. Zo'n pot! Als er een ijzeren kruis voor kookpotten bestond, dan kreeg hij d'er een. Er is geen druppeltje gemorst bij het hele transport en dan komen we hier en we liggen rustig in het gras onder de appelbomen, in de regen, om het sap voor de laatste keer op te koken. En wat gebeurt er? Jij komt zo maar aanstappen en morst van ons sap en dan doe je ook nog alsof jij de beledigde partij bent. Man, je begrijpt niks van de situatie. Wij zijn hier beledigd.'
Huhn kneep zijn ogen half dicht en deed een stap in de richting van Broertje. Zijn hand lag op zijn pistoolholster.
'En nou is 't genoeg! Je naam, zwijn! Ik zal jou wel eens een toontje lager laten zingen! Reken daar gerust op. Laat dat maar aan mij over.'
Hij haalde een potlood en een stuk papier te voorschijn.
Broertje trok er zich geen snars van aan.
'Je voelt je zeker niet al te best, hè, Oberfeld? Man, jij hebt meer reden om bang te zijn voor mij dan andersom. Je bent nou aan het front, in een aanvalscompagnie zonder kippetje' – d.w.z. zonder de rijksadelaar, dus een strafcompagnie – 'en wij zijn de beste schutters van de troep, je moet met ons heel, heel voorzichtig zijn! Ik wil tien tegen één wedden dat je hier aan het front niet lang meer leeft. Je bent er gewoon te stom voor. Om levend uit deze oorlog te komen, moet je heel wat onder je helm hebben.'
De hemel weet wat er zou zijn gebeurd als luitenant Ohlsen niet tussenbeide was gekomen. Hij riep Huhn en wendde zich tegelijkertijd tot Broertje:
'Bek houden, Creutzfeldt, of ik laat je opsluiten, begrepen?'
'Tot uw orders, luitenant,' antwoordde Broertje en gaf een nogal slordige imitatie van het voorgeschreven in-de-houding-komen.
Hij sloot het af met het tegen elkaar slaan van de hielen en liep daarna met slepende pas naar de anderen.
'Die zak sla ik nog eens met mijn pioniersschop op zijn smoel,' beloofde hij terwijl hij ging zitten.
'Ik had je toch al gezegd dat we met die vent nog wel lol zouden beleven,' zei Heide. 'Dat is een schooier. En let op wat ik je zeg, we zullen van die schoft nog veel meer last krijgen.'
'En als we hem nou eens een handgranaat aan zijn kont bonden,' stelde Porta voor.
'Geen sprake van,' zei de Ouwe dreigend. 'Als jullie voortdurend je meerderen om zeep helpt, loop je vandaag of morgen tegen de lamp.'
'Sacré nom de Dieu, het begint te koken,' constateerde de kleine Légionnaire, terwijl hij het deksel vastzette. 'Geef me het rubber slangetje even aan. Nou gaat het beginnen.'