Evermore(6)
Ik vind het vervelend voor Sabine. Ik vind het vervelend dat het leventje waarvoor ze zo hard gewerkt heeft compleet is veranderd vanaf het moment dat ze met mij werd opgezadeld. Maar ja, mijn moeder was enig kind en mijn grootouders waren al overleden tegen de tijd dat ik twee werd. Dus erg veel keus had ze niet. Ik bedoel, ik kon of bij haar komen wonen – mijn vaders enige zus en dan ook nog eens zijn tweelingzus – of tot mijn achttiende naar een pleeggezin. Sabine mag dan geen verstand hebben van opvoeding of kinderen, maar nog voor ik uit het ziekenhuis kwam, was ze uit haar flat vertrokken en had ze dit grote huis gekocht. Ze heeft zelfs een van de beste binnenhuisarchitecten van Orange County in de arm genomen om mijn kamer in te richten.
Ik heb dus niet alleen de gebruikelijke meubels, zoals een bed, een dressoir en een bureau, maar ook nog eens een flatscreen-tv, een enorme inloopkast en een ruime badkamer met mijn eigen bubbelbad erin en een apart douchegedeelte ernaast. En dat is nog niet alles. Ik heb een eigen balkon met een geweldig uitzicht op de oceaan en mijn eigen studeer- en spelletjeskamer. Ook daar hangt een flatscreen aan de muur, er staat een bar met aanrecht en ik heb een eigen magnetron, minikoelkast, vaatwasser, stereotoren, mijn eigen banken, tafels, zitzakken en ga zo maar door.
Gek dat ik vroeger alles gedaan zou hebben voor zo’n eigen kamer.
Nu zou ik er alles voor doen om mijn leven zoals het was terug te krijgen.
Misschien vond Sabine al die spullen zo belangrijk of noodzakelijk voor mij omdat ze zoveel tijd doorbrengt met andere advocaten en de belangrijke directeuren en managers die haar kantoor vertegenwoordigt. Ik weet ook niet zeker of ze zelf geen kinderen heeft omdat ze zoveel werkt en er gewoon geen tijd voor heeft of dat het komt doordat ze de juiste man nog niet tegen het lijf is gelopen. Misschien wil ze helemaal geen kinderen. Of het is een combinatie van alle drie.
Je zou denken dat ik het antwoord op dit soort dingen al weet, aangezien ik gedachten kan lezen. Maar dat betekent niet dat ik ook iemands motivatie ken. Ik zie vooral gebeurtenissen. Het is net een serie afbeeldingen die iemands leven kort weergeven. Een soort diashow, of eigenlijk meer een trailer van een bioscoopfilm. Soms zie ik alleen maar symbolen die ik moet ontcijferen om te weten wat ze betekenen. Zo werkt het ook met tarotkaarten, of die keer dat we Animal Farm lazen tijdens de Engelse les.
Toch is het geen exacte wetenschap en ik zit er dan ook vaak genoeg naast. Ik weet dat het aan mij ligt en aan het feit dat bepaalde beelden vaak op verschillende manieren uitgelegd kunnen worden. Een keer zag ik een groot hart met een scheur erin, van boven naar beneden. Ik dacht dat het een gebroken hart was, dus liefdesverdriet. Tot de vrouw op de grond viel met een acute hartaanval. Soms is het verwarrend om uit te vinden wat iets betekent. Maar de beelden liegen nooit.
Dan nog, ik denk niet dat je helderziend hoeft te zijn om te weten dat mensen die kinderen willen vooral denken aan een klein wurm, stevig ingepakt in een pastelkleurig dekentje. Ze hebben niet bepaald een blonde tiener van 1 meter 63 met blauwe ogen in gedachten. Vooral niet eentje met een hoop emotionele bagage die ook nog eens gedachten kan lezen. Dat is dus de reden dat ik me op de achtergrond houd, me fatsoenlijk gedraag en probeer niet in de weg te lopen.
Zo zal ik dus ook nooit laten merken dat ik bijna elke dag praat met mijn overleden zusje.
De eerste keer dat Riley verscheen, stond ze midden in de nacht aan het voeteneinde van mijn bed in het ziekenhuis. Ze had een bloem in een hand en met de andere zwaaide ze naar me. Ik weet nog steeds niet waardoor ik wakker werd op dat moment, aangezien ze niets tegen me zei en geen geluid maakte. Misschien voelde ik haar aanwezigheid wel, als een verandering in de kamer of een beweging in de lucht.
Eerst dacht ik dat ik hallucineerde. Weer zo’n leuke bijwerking van een van de medicijnen die ik toegediend kreeg. Maar na een paar keer knipperen en in mijn ogen wrijven, zag ik haar nog steeds staan. Het kwam geloof ik niet eens in me op om te gillen of om hulp te roepen.
Ik keek toe terwijl ze aan de zijkant naast mijn bed kwam staan. Ze wees naar al het gips om mijn armen en been en begon te lachen. Ik bedoel, ze maakte geen geluid of zo. Maar toch, zo grappig vond ik het helemaal niet. Zodra ze mijn kwade gezichtsuitdrukking opmerkte, bracht ze haar gezicht weer in de plooi. Ze gebaarde naar me alsof ze wilde vragen of het pijn deed.
Ik haalde mijn schouders op, nog steeds een beetje boos dat ze me uitlachte en nog steeds geschrokken van haar aanwezigheid. Ik was er niet helemaal van overtuigd dat ze het echt was, maar toch vroeg ik haar: ‘Waar zijn mama, papa en Buttercup?’
Ze hield haar hoofd schuin alsof ze wilde gebaren naar de plek naast haar. Maar ik zag niets anders dan de lege kamer.
‘Ik begrijp je niet.’