Evermore(3)
Ik knik, maar weiger verder omhoog te kijken dan zijn glanzende, zwarte motorlaarzen. Ze zijn van het type dat je eerder aantreft in een herenboetiek dan bij de hell’s angels. En dus ook van het type dat behoorlijk uit de toon valt tussen de rijen teenslippers in diverse kleuren die op dit moment het groene tapijt van het lokaal sieren.
Meneer Robins vraagt ons te bladeren naar pagina 133, waarna Damen naar me toe buigt en vraagt: ‘Mag ik met je meekijken?’
Ik aarzel uit angst voor zijn nabijheid. In plaats daarvan schuif ik mijn boek helemaal naar zijn kant, tot het bijna van de tafel valt. Als hij zijn stoel dichter naar de mijne trekt en de ruimte tussen ons vult, glijd ik naar het verste puntje van mijn stoel. Ik verberg me onder mijn capuchon.
Dan hoor ik hem zachtjes lachen. Maar omdat ik hem nog niet heb aangekeken, heb ik geen idee wat dat betekent. Ik weet alleen dat hij aardig klinkt, alsof hij zich vermaakt, maar tegelijkertijd lijkt er meer achter te zitten.
Ik zak nog dieper weg, met mijn hoofd op mijn hand leunend en mijn ogen op de klok. Vastberaden probeer ik alle verwijtende blikken en gemene opmerkingen te negeren die mijn kant op komen. Dingen als: Wat sneu voor dat lekkere ding dat hij naast die freak moet zitten! Die gedachte komt van Stacia, Honor, Craig en zo’n beetje alle anderen in de klas.
Nou ja, iedereen behalve meneer Robins, die ongeveer even graag als ik wil dat het lesuur voorbij is.
Tijdens de lunch heeft iedereen het over Damen.
Heb je die nieuwe jongen al gezien, Damen? Hij is zo’n ontzettend stuk! – Zo sexy – Ik hoorde dat hij uit Mexico komt – Nee, volgens mij is het Spanje – Maakt ook niet uit, iets buitenlands in elk geval – Ik vraag hem mee naar het winterbal – Maar je kent hem niet eens! – Wacht maar, dat duurt niet lang...
‘O, wauw. Heb je die nieuwe jongen al gezien? Damen?’ Haven komt naast me zitten en tuurt door haar lange pony. Die is nu al zo lang dat haar haren vlak boven haar donkerrode lippen hangen.
‘O, nee, begin jij er ook al over?’ Ik schud mijn hoofd en neem een hap van mijn appel.
‘Dat zou je niet zeggen als je zelf het geluk had gehad hem te zien,’ zegt ze, terwijl ze een vanillecakeje uit het bijbehorende roze kartonnen doosje pakt. Ze likt het glazuur van het cakeje; haar routine tijdens de lunch. Ook al kleedt ze zich alsof ze liever bloed drinkt dan dat ze kleine, zoete cakejes eet.
‘Hebben jullie het over Damen?’ fluistert Miles, die bij ons aanschuift op het bankje. Hij zet zijn ellebogen op tafel en zijn bruine ogen schieten van mij naar Haven en terug. Zijn babyface vertoont een brede grijns. ‘Superknap! Heb je die laarzen gezien? Heel erg Vogue. Ik denk dat ik hem maar vraag om mijn nieuwe vriendje te worden.’
Haven kijkt hem aan met haar gele ogen toegeknepen. ‘Te laat, ik was eerder.’
‘Sorry hoor, ik wist niet dat je interesse had in niet-goths.’ Hij grijnst, rolt met zijn ogen en haalt zijn boterham uit het zakje.
Haven lacht. ‘Als ze er zo uitzien, dan wel. Ik zweer je, hij is zo onweerstaanbaar hot, je moet hem gewoon zien.’ Ze schudt geërgerd haar hoofd omdat ik niet beter met het gesprek meedoe. ‘De vonken spatten van hem af!’
‘Heb je hem nog niet gezien dan?’ Miles grijpt zijn boterham stevig vast terwijl hij me aangaapt.
Ik staar naar de tafel en vraag me af of ik moet liegen. Ze maken er zo’n heisa over dat dat mijn enige kans is om niet mee te hoeven doen. Maar dat gaat niet. Niet bij hen. Haven en Miles zijn mijn beste vrienden. Mijn enige vrienden. En ik heb toch al het gevoel dat ik veel voor ze achterhoud. ‘Ik zat naast hem bij Engels,’ zeg ik uiteindelijk. ‘We moesten een boek delen. Maar ik heb hem niet echt goed gezien.’
‘Moesten?’ Haven veegt haar pony opzij zodat ze ongehinderd kan kijken naar de halvegare die zoiets durft te zeggen. ‘Nou, dat moet heel erg voor je geweest zijn. Dat was vast vréselijk.’ Ze slaat haar ogen op naar de hemel en zucht. ‘Ik zweer het je, je hebt geen flauw idee wat voor geluksvogel je bent. En je waardeert het niet eens!’
‘Welk boek?’ vraagt Miles, alsof de titel ervan een diepere betekenis geeft aan de situatie.
‘Wuthering Heights,’ zeg ik schouderophalend. Ik leg het klokhuis van mijn appel op mijn servet en vouw alle hoekjes er zorgvuldig omheen.
‘En je hoody? Naar boven of beneden?’ vraagt Haven.
Ik denk na en herinner me dat ik mijn capuchon omhoogtrok zodra hij mijn kant op kwam. ‘Eh... omhoog,’ zeg ik dan. ‘Ja, zeker weten omhoog.’ Ik knik.
‘Daar ben ik je dan dankbaar voor,’ mompelt ze terwijl ze haar cakeje in twee stukken breekt. ‘Het laatste wat ik kan gebruiken is concurrentie van de blonde godin.’