Een gegeven dag(7)
En we gingen weer terug naar Java.
De kelner zet de koffie en het bord met sandwiches op mijn tafeltje. Gretig drink ik de hete koffie. Daarna begin ik aan de sandwiches, terwijl ik het biljartspel volg. Het heeft een sussende uitwerking, want die twee lui spelen verbazend goed. Vooral het gezette heertje heeft een prachtige, beheerste stoot. Zijn grote ronde hoofd met de ietwat uitpuilende ogen gaat op en neer boven het groene laken, terwijl hij zorgvuldig zijn series opbouwt, volledig geconcentreerd op het spel. Zijn hoofd doet me denken aan de kop van een goudvis die op en neer gaat tussen de groene waterplanten van zijn kleine glazen wereld.
Ik moet ook trachten me te concentreren. En beslissen wat groter was: mijn liefde voor Lina of mijn haat. Ik had Lina lief om haar onbeheerste, onberedeneerde hartstocht voor mij en om de bijna dierlijke wildheid van haar vechtende overgave. Om haar uitbundige levensvreugde, de trots op haar naakte lichaam en om haar kinderlijke, vaak wat zielige, eenvoud. Ik haatte haar om haar kwaadaardige buien van slecht humeur, die mij verleidden tot uitvallen van een vernederende heftigheid en ik haatte haar om de ongegronde maar niet minder martelende jaloersheid die ze me veroorzaakte. En ook, hoewel geheel ten onrechte, om haar aandeel in de moord op Effie en Boeboe. De bedienden vreesden en verachtten Lina; zij beschouwden haar als één van hen, ondanks haar blanke huid. Als ze in een goede bui was, overstelpte ze hen met cadeautjes, maar dan weer was ze volslagen onverdraaglijk, schold ze uit en vernederde ze. Vooral Amat, onze vrij knappe huisjongen, was dan haar doelwit. Maar ik mag niet op de gebeurtenissen vooruitlopen. Ik moet alles precies chronologisch ordenen, want dat is van het grootste belang.
Er kwam een nieuwe oorlog, een vreemde, onwezenlijke oorlog, die politie-actie heette. De nationalistische rebellen zijn overal tegelijk, het Nederlandse bestuursapparaat brokkelt af, half vergeten tegenstellingen worden plotseling weer scherper. Oude vetes worden nu beslist door een snelle messteek in het donker, door een enkel schot van uit het venster van een leeggewaand huis. De spanning van het voortdurend in gevaar zijn, maakt mij ongeduldig en prikkelbaar. Lina wordt erg stil, ze trekt zich terug in een harde bolster van vrees. Wanneer ze me vertelt dat ze zwanger is, doet ze dat op een gemelijke, bijna vijandige toon. En dan gaat ze scènes maken met de bedienden, weerzinwekkende, zenuwslopende scènes. Maar als ik haar zeg, dat ze naar een hospitaal moet in het veilige Soerabaja, weigert ze fel en hartstochtelijk mij alleen te laten. En dan houd ik van haar als nooit tevoren.
Het einde komt spoedig daarna. Nu moet ik verbazend voorzichtig zijn, want nu is letterlijk elk ogenblik, ja, elke seconde van belang. Ik moet mijn gedachten goed bij elkaar houden. Ik leun achterover in mijn stoel en steek mijn handen diep in de zakken van mijn regenjas. De kelner komt langs, ik bestel een tweede kop koffie. Opeens sluit mijn rechterhand zich om een klein zacht voorwerp. Ik haal een roodmarokijnen portefeuille uit mijn zak.
Ik kijk verbaasd naar het rode vierkant dat in de palm van mijn open hand ligt. Ja, nu herinner ik me waar het vandaan komt. Het is de portefeuille die ik van het trottoir opraapte, vlak voordat ik Janette Winter ontmoette. Janette Winter in haar donkerblauwe mantel en met haar rode hoedje, die door twee donkere kerels lastig gevallen werd. Ik kan me er niet toe brengen de portefeuille open te maken. Lina is nog te dicht bij me. Ik heb nooit Lina’s tasje of portefeuille opengemaakt. Ik zou dat hebben gevoeld als een geniepige, minderwaardige inbreuk op haar vrouwelijke intimiteit. Even ondenkbaar als haar te bespieden op ogenblikken dat men een vrouw niet bespiedt, zelfs niet zijn echtgenote. Vreemd, met Effie was dat heel anders. Ik pakte geregeld Effies tasje of haar portefeuille, als iets dat vanzelf sprak. Om er wat kleingeld uit te halen of een sleutel die ik nodig had, onverschillig of Effie erbij was of niet. Ik dacht daar zelfs niet bij na, en Effie ook niet.
Ik moet proberen me te beheersen. Het gaat hier immers niet om het verwarde, dreigende verleden. Dit is toch het eenvoudige, directe, het reddende heden. Ik moet natuurlijk die portefeuille openmaken en zien wat erin zit, omdat ik me ervan moet overtuigen of deze werkelijk aan juffrouw Winter behoort. Hij kan uit haar handtas gevlogen zijn, toen ze die lange kerel er een mep mee gaf. Maar hij kan ook gewoon door de een of andere voorbijganger verloren zijn. Hoe dan ook, ik moet deze portefeuille aan de rechtmatige eigenaar of eigenares terugbezorgen. Logisch en eenvoudig. Het heden zal mijn redding zijn.
Er zitten drie biljetten van tien gulden in. En een persoonsbewijs. Ik zet mijn leesbril op. Eerst bekijk ik de foto. Ik zie tot mijn verbazing dat het een uitstekende foto is, een studioportret. Ja, Lina wilde ook nooit van die gewone kiekjes laten maken, zelfs niet voor haar paspoort. Ik lees wat er verder op de kaart staat. En plotseling verlies ik weer al mijn pas verkregen gevoel van zekerheid. Want daar staat in duidelijke blokletters: Eveline Vanhagen, geboren 3 juni 1940. Beroep: Artieste. Adres: Oudegracht 88.