Dodenschip(35)
‘Hoe gaat het, Mark?’ vroeg Juan.
‘Een beetje eng is het wel. Ik heb er nu spijt van dat ik zoveel video-games heb gespeeld waarin een laboratoriumexperiment misloopt, zodat er een leger zombies ontstaat.’
‘Wil je dat ik nog even bij je blijf op de brug?’
‘Nee hoor, het gaat best.’ Aan zijn stem was te horen dat hij het aanbod van Cabrillo graag wilde aannemen, maar zijn trots was toch sterker. Eric Stone en de andere teamleden in het commandocentrum luisterden mee met de conversatie, en daarom wilde Mark niet zwak lijken.
‘Mooi zo. Waar komt die Dawn vandaan?’
‘Van de Filippijnen,’ zei Murph. ‘Uit de informatie van de cruisemaatschappij blijkt dat het een chartertocht van Manilla naar Athene is. Aan boord is een groep deelnemers voor een cursus zelfhulp.’
‘Controleer het logboek en het computergeheugen. Zoek uit of het schip ook tussenstops heeft gemaakt en zo ja, in welke havens. En kijk of ergens melding wordt gemaakt van iets wat ongebruikelijk is tijdens de reis. Die informatie moet hier te vinden zijn. Julia, je weet waar je moet zijn en wat je zoekt. Eddie, blijf bij haar en help bij het verzamelen van monsters.’
‘Waar gaan jullie heen?’ vroeg Eddie Seng.
‘We hebben voor drie uur zuurstof en ik wil het schip zo grondig mogelijk doorzoeken.’ Juan knipte een zaklantaarn aan en controleerde of hij reservebatterijen bij zich had.
Cabrillo ging de anderen voor de trap af naar het dwars uitstekende gedeelte van de brug. Aan het eind, dertig meter boven zee, was een bedieningspaneel, bestemd voor de loods die het grote cruiseschip een haven in manoeuvreerde. De deur naar het stuurhuis was gesloten. Juan trok de deur open en stapte de moderne ruimte in. Omdat de generatoren gestopt waren en de accu’s van de noodverlichting kennelijk uitgeput, was het bijna aardedonker op de brug. Alleen het schijnsel van de sterren en de maan viel door de grote ramen naar binnen, zodat het interieur alleen schimmig te zien was.
Juan bewoog zijn zaklantaarn en de lichtbundel bescheen het interieur. Bijna meteen zag hij de eerste dode liggen. Julia lichtte met haar zaklantaarn bij en kwam naast Juan staan. Mark had een video-camera aan zijn helm bevestigd. Het lichaam was gekleed in het uniform van een scheepsofficier: een witte pantalon en een wit shirt met zwarte epauletten. Het hoofd was afgewend van het team, maar in het zwakke licht van de zaklantaarns was te zien dat de huid van de nek akelig wit was. Julia knielde naast de dode en keerde het lichaam voorzichtig om. Het gezicht van de man was besmeurd met bloed en zijn torso had in een plas bloed gelegen. Dr. Huxley deed een vluchtig onderzoek en bij elke ontdekking mompelde ze voor zich uit.
Terwijl Julia bezig was zocht Max Murphy naar de schakelaars van het reserve elektrische systeem. Even later flitsten enkele lampen aan en computerschermen kwamen knipperend tot leven. Er lagen nog drie lijken in het stuurhuis, twee mannen in uniform en een vrouw gekleed in een cocktailjurk. Cabrillo vermoedde dat de vrouw te gast was en een rondleiding op de brug kreeg toen ze overvallen werden door de geheimzinnige en dodelijke ziekteverwekker die zich razendsnel over de bemanning en passagiers had verspreid. De beide andere bemanningsleden hadden kennelijk wachtgelopen.
‘Nou, wat denk je, Hux?’ vroeg Juan nog voordat ze klaar was met haar huiveringwekkende werk.
‘Mogelijk een aanval met gifgas, maar omdat er zoveel slachtoffers aan dek zijn denk ik eerder dat het een nieuwe variant is van een heftige koorts die bloedingen veroorzaakt. Maar zo’n snel verloop heb ik nooit eerder gezien.’
‘Zoiets als een super-ebolavirus?’ vroeg Eddie.
‘Veel sneller en dodelijker. Hier is de sterfte honderd procent, terwijl bij ebola-Zaire, de gevaarlijkste van de drie typen virussen, de sterfte ongeveer negentig procent is. Het bloed is niet zwart verkleurd, en daarom denk ik dat dit buiten het spijsverteringskanaal is gebleven. Aan de sporen te oordelen lijkt het waarschijnlijk dat hij het bloed opgehoest heeft, evenals die vrouw. Maar er is hier meer aan de hand.’ Julia tilde voorzichtig een arm van de scheepsofficier op. De arm was rubberachtig, als een tentakel zonder botten. ‘Het bot is ontkalkt en lijkt wel opgelost. Ik denk dat ik met mijn vinger in zijn schedel kan prikken.’
‘Dat geloof ik zo ook wel,’ zei Juan snel, voordat ze het kon demonstreren. ‘Heb je enig idee waar we hiermee te maken hebben?’
Julia kwam overeind en veegde met een desinfecterende tissue haar handschoenen af. ‘Wat het ook is, dit is in elk geval een kunstmatig virus.’
‘Weet je dat zeker?’
‘Absoluut. Om de eenvoudige reden dat deze parasiet zijn gastheer te snel doodmaakt. Zoals alle levende organismen zijn virussen geprogrammeerd om zichzelf zo veel mogelijk te vermenigvuldigen. Maar door de gastheer binnen enkele minuten te doden is er te weinig tijd om dat te doen en zich te verspreiden van de ene persoon naar de volgende. Een uitbraak van dit type virus in de bewoonde wereld zou even snel weer uitdoven als het opgekomen was. Zelfs ebola heeft een paar weken nodig om zijn slachtoffer te doden, zodat er voldoende tijd is om andere mensen in de omgeving te besmetten. Door natuurlijke selectie zou deze ziekteverwekker allang uitgestorven zijn.’ Julia keek Juan strak aan, zodat haar woorden niet verkeerd begrepen konden worden. ‘Iemand heeft dit virus in een laboratorium ontwikkeld en hier aan boord verspreid.’