De vergeten tuin(37)
Er wachtte haar nog een verrassing, want ze deed haar mond open.
Toen ze later weer thuis was, bleef ze een ogenblik staan om de gebeurtenissen van die ochtend de revue te laten passeren, en probeerde ze de vinger te leggen op het moment waarop haar beslissing was gevallen. Hoe ze naar de winkel was gegaan om brood te halen en met een vliegticket was teruggekomen. Daarna ging ze naar de kamer van Nell, pakte ze het koffertje weer uit zijn bergplaats en haalde ze alles eruit wat erin zat. Het sprookjesboek, de tekening met achterop Eliza Makepeace, het gelinieerde schrift met Nells handschrift op elke bladzijde.
Ze maakte een kop koffie met melk klaar, ging op de rand van Nells bed zitten en deed haar best om het vreselijke handschrift te ontcijferen en in het net over te schrijven in een lege blocnote. Cassandra was vrij goed in het ontrafelen van met de hand geschreven aantekeningen uit voorgaande eeuwen – dat hoorde nu eenmaal bij het werk van een antiquair – maar ouderwets handschrift was toch iets anders, dat had een patroon. Dat van Nell was gewoon een bende. Opzettelijk, onbetamelijk slordig. Als klap op de vuurpijl had het schrift ooit waterschade geleden. Er zaten bladzijden aan elkaar geplakt, gerimpelde vlekken zaten onder de meeldauw en haast was er niet bij, want dan riskeerde je bladzijden te scheuren en het geschrevene voorgoed onleesbaar te maken.
Het was monnikenwerk, maar het duurde niet lang voordat Cassandra besefte dat Nell had geprobeerd het geheim van haar identiteit op te lossen.
April 1975. Vandaag hebben ze me het witte koffertje gebracht. Zodra ik het zag, wist ik wat het was. Althans dat het van mij was. Het duurde maar even voor ik weer eenentwintig was, een nacht met maanlicht in de tuin van de kunstzaal en papa die me het verhaal vertelde van een klein meisje op de kade dat op een wit koffertje zat. Ja, het was zeker van mij.
Ik hield me rustig. Doug en Phyllis kennen de waarheid niet en ik wilde niet dat ze zouden zien dat ik trilde. Ik wilde dat ze zouden denken dat het een oud koffertje van papa was, en dat hij het aan mij wilde geven. Toen ze weer weg waren, heb ik er een tijdje naar zitten kijken en probeerde ik de herinneringen naar boven te trekken: wie ik ben, waar ik vandaan kom. Het was natuurlijk vergeefse moeite en uiteindelijk maakte ik het maar open.
Er zat een briefje van papa in, een soort excuusbriefje, en daaronder lagen andere dingen. Een kinderjurkje – van mij waarschijnlijk – een zilveren borstel en een sprookjesboek. Ik herkende het direct. Ik sloeg het open en toen zag ik haar, de Schrijfster. De woorden kwamen spontaan in me op. Ik weet zeker dat zij de sleutel tot mijn verleden is. Als ik haar vind, zal ik eindelijk mezelf vinden. Want dat is wat ik van plan ben. In dit schrift zal ik mijn vooruitgang in kaart brengen en aan het slot zal ik mijn naam weten en waarom ik die ben kwijtgeraakt.
Cassandra bladerde voorzichtig en vervuld van spanning de schimmelige pagina’s door. Was het Nell gelukt? Was ze erachter gekomen wie ze was? Had ze daarom dat huis gekocht? Het laatste wat Nell had geschreven was van november 1975, toen ze net naar Brisbane was teruggekeerd.
Zodra ik mijn zaakjes hier heb geregeld, ga ik weer terug. Het zal me spijten mijn huis in Brisbane en mijn winkel achter te laten, maar dat staat niet in verhouding tot het achterhalen van de waarheid. En ik ben zo dicht in de buurt, ik weet het gewoon. Nu het huisje van mij is, weet ik dat de laatste antwoorden niet lang op zich zullen laten wachten. Het is mijn verleden, het gaat om mijzelf en ik heb het bijna gevonden.
Was Nell van plan geweest Australië te verlaten? Waarom had ze het niet gedaan? Waarom was dat het laatste wat ze had geschreven? Cassandra keek nog eens naar de datum, november 1975, en huiverde. Dat was twee maanden voordat zijzelf bij Nell was ondergebracht. Lesleys beloofde veertien dagen waren eindeloos gerekt en waren voorgoed geworden.
Toen dat besef postvatte, legde Cassandra het schrift opzij. Nell had de ouderlijke teugels direct overgenomen en Cassandra een thuis en een gezin bezorgd. En een moeder. En tegen Cassandra had ze nooit met één woord gerept over de plannen die door haar komst waren doorkruist.
Cassandra wendde zich van het vliegtuigraampje af, haalde het sprookjesboek uit haar reistas en legde het op schoot. Ze wist niet waarom ze het boek met alle geweld in haar handbagage wilde meenemen. Waarschijnlijk omdat het een symbolische schakel met Nell was, want dit was het boek uit haar koffertje, de verbinding met Nells verleden, een van de weinige eigendommen die het meisje op haar zeereis naar Australië hadden vergezeld. En het boek zelf had er ook iets mee te maken. Het oefende dezelfde aantrekkingskracht op Cassandra uit als toen ze tien was en het voor het eerst beneden in Nells appartement had ontdekt. De titel, de illustraties, zelfs de naam van de schrijfster, Eliza Makepeace. Cassandra fluisterde de naam en voelde een merkwaardige huivering zachtjes langs haar ruggengraat gaan.