Reading Online Novel

De vergeten tuin(34)



Will zette grote ogen op. ‘Bankbiljetten.’ Hij wierp een blik op het meisje. ‘Wat doen we met haar, ma? De purser waarschuwen?’

Ma deed de bankbiljetten weer in de envelop en stopte die onder haar jurk bij haar boezem. ‘Het heeft geen zin om iets tegen wie ook aan boord te zeggen,’ zei ze uiteindelijk, ‘althans dat denk ik. Ze blijft bij ons tot we aan de andere kant van de wereld zijn, dan komen we er wel achter wie daar op haar wacht. Kunnen we eens zien hoe ze ons willen bedanken voor de moeite.’ Ze glimlachte en er verschenen donkere spleten tussen haar tanden.

Het meisje had niet veel met ma te maken en daar was ze blij om. Die had het te druk met de baby’s en een daarvan leek altijd aan haar voorkant te hangen. Ze zogen, althans dat zei Will, maar daar had het meisje nog nooit van gehoord. Tenminste niet bij mensen. Ze had het wel op de boerderijen van het landgoed gezien bij babydieren die bij hun moeder zogen. Die deden niets anders dan schreeuwen en drinken en dik worden. En zolang de baby’s ma bezighielden, zorgde de rest voor zichzelf. Wil vertelde dat ze daaraan gewend waren, want thuis was het niet anders geweest. Ze kwamen uit een dorp dat Little Bolton heette, en als er geen baby’s verzorgd moesten worden, werkte hun moeder de hele dag in een katoenfabriek. Daarom moest ze zo veel hoesten. Het meisje begreep dat wel: haar eigen moeder was ook niet lekker, maar ze hoestte niet zoals ma.

’s Avonds zat het meisje met de anderen op een plekje te luisteren naar de muziek en het geluid van schuifelende voeten op de glanzende vloeren boven hun hoofd. Dat was wat ze nu deden, ze zaten in een donker hoekje te luisteren. In het begin wilde het meisje gaan kijken, maar de andere kinderen hadden haar uitgelachen en zeiden dat de hogere dekken verboden gebied waren voor mensen zoals zij. Dat ze niet dichter bij het dek van de rijken mochten komen dan deze plek onder de trap van de bemanning.

Het meisje had gezwegen. Ze had nog nooit van zulke regels gehoord. Thuis mocht ze overal komen waar ze wilde, op één plek na. De enige plek waar ze niet mocht komen was het huis van de Schrijfster aan de andere kant van de doolhof, bij het klif. Maar dit was niet hetzelfde en ze vond het moeilijk te begrijpen wat de jongen bedoelde. Mensen zoals zij? Kinderen? Was het hoogste dek misschien een plek die verboden was voor kinderen?

Niet dat ze vanavond naar boven wilde. Ze was moe. Dat was ze al dagen. Het soort vermoeidheid waardoor haar benen zo zwaar voelden als boomstammen en de trappen twee keer zo hoog leken. Ze was ook duizelig en had het erg warm. Haar adem voelde heet langs haar lippen.

‘Kom mee,’ zei Will, die de muziek moe was. ‘We gaan naar land uitkijken.’

Iedereen krabbelde overeind. Het meisje hees zich overeind en probeerde haar evenwicht te bewaren. Will en Sally en de anderen praatten en lachten en hun stemmen wervelden om haar heen. Ze probeerde te verstaan wat ze zeiden, voelde haar benen bibberen en haar oren suizen.

Opeens zag ze Wills gezicht vlak bij het hare en zijn stem klonk hard. ‘Wat is er? Gaat het wel?’

Ze deed haar mond open om antwoord te geven, en terwijl ze dat deed werden haar knieën van rubber en viel ze. Het laatste wat ze zag voordat haar hoofd de houten traptree raakte, was de heldere volle maan die hoog aan de hemel schitterde.



Het meisje deed haar ogen open. Er torende een man boven haar uit, maar het was niet de man die al eerder voor haar had gezorgd, die allerlei vragen had gesteld, vragen waarop ze geen antwoord wist. Deze man was groter, ouder, serieuzer, met bobbelige wangen en grijze ogen die recht in haar blauwe keken. Zijn gezicht veranderde niet toen hij dichterbij kwam en een kleine platte spatel uit zijn borstzak haalde. ‘Mond open.’

Voor ze wist wat er gebeurde, drukte hij de spatel op haar tong en inspecteerde hij haar mond.

‘Ja,’zei hij. ‘Prima.’ Hij haalde de spatel weg en trok zijn vest recht. ‘Inademen.’

Ze gehoorzaamde en hij knikte. ‘Niets mis mee,’ zei hij. Hij gaf een teken aan de jongere man met het stroblonde haar die al eerder aardig tegen het meisje was geweest. ‘We hebben hier een levende. Haal haar in godsnaam uit de ziekenboeg voor dat verandert.’

‘Maar, meneer,’ zei de andere man puffend, ‘dit is het meisje dat op haar hoofd is gevallen toen ze het bewustzijn verloor, ze moet toch wat rusten…’

‘We hebben niet genoeg bedden voor mensen die moeten rusten; in haar eigen hut kan dat ook.’

‘Maar meneer, ik weet niet waar ze thuishoort…’

De dokter draaide met zijn ogen. ‘Vraag het haar dan, man.’

De man met het gele haar ging wat zachter praten. ‘Dit is het meisje over wie ik heb verteld, meneer. Ze lijkt haar geheugen kwijt te zijn. Dat moet door die val zijn gekomen.’