De vergeten tuin(192)
‘Een paar keer pas.’
Ze glimlachte brutaal. ‘En ook wat een bofkont je bent met een “vriend” als Christian, die knap, slim en lief is?’
Cassandra concentreerde zich op de rits van haar slaapzak. Ze trok hem omhoog met veel meer nauwgezette aandacht dan nodig was.
‘Bovendien een “vriend” die duidelijk dol op je is.’
‘O, Ruby.’ Cassandra schudde haar hoofd. ‘Nee, hoor. Hij vindt het gewoon leuk om in de tuin te helpen.’
Ruby keek geamuseerd. ‘Natuurlijk houdt hij van de tuin. Daarom heeft hij bijna veertien dagen opgegeven om voor niets te werken.’
‘Dat is echt zo!’
‘Natuurlijk.’
Cassandra onderdrukte een glimlach en zei verontwaardigd: ‘Of je het nu gelooft of niet, de verborgen tuin is heel belangrijk voor Christian. Als jongetje speelde hij er veel.’
‘En die intense hartstocht moet zeker verklaren waarom hij je morgen naar Polperro brengt.’
‘Hij is gewoon aardig; hij is een aardig iemand. Dat heeft niets met mij te maken, met wat hij voor me voelt. Hij valt echt niet op me.’
Ruby knikte wijselijk. ‘Natuurlijk heb je gelijk. Ik bedoel, waarom zou er iemand op jou vallen?’
Cassandra wierp een blik opzij en moest onwillekeurig glimlachen. Ze beet op haar onderlip. ‘Dus je vindt hem wel knap?’
Ruby grijnsde. ‘Droom zacht, Cassandra.’
‘Welterusten, Ruby.’
Cassandra blies de kaars uit, maar dankzij de volle maan was het niet aardedonker in de keuken. Er lag een zilveren glans over alle oppervlakten die zo glad en dof waren als afgekoelde was. In het halfduister liet Cassandra de puzzelstukjes nog eens de revue passeren: Eliza, Mary, Rose en om de zo veel tijd kwam Christian uit het niets opduiken om haar even aan te kijken voordat hij zijn hoofd weer afwendde.
Binnen een paar minuten lag Ruby zacht te snurken. Cassandra glimlachte. Ze had wel kunnen raden dat Ruby een makkelijk slaper was. Ze deed haar eigen ogen dicht en beide oogleden werden zwaarder.
Terwijl de zee om de basis van het klif kolkte en de bomen boven hun hoofd ruisten in de middernachtelijke bries, dommelde Cassandra ook in…
… Ze was in de tuin, de verborgen tuin, en ze zat op heel zacht gras onder de appelboom. Het was erg warm en er zoemde een bij tussen de appelbloesem; hij bleef even dicht bij haar zweven voordat hij zich liet meevoeren op de wind.
Ze had dorst, ze verlangde naar een slok water, maar er was niets voorhanden. Ze stak haar hand uit en probeerde zich overeind te duwen, maar het lukte niet. Haar buik was enorm en gezwollen, de huid onder haar jurk zat strak en jeukte.
Ze was zwanger.
Zodra ze dat besefte, werd het gevoel vertrouwd. Ze voelde haar hart zwoegen, de warmte van haar huid en toen schopte de baby…
‘Cass.’
… zo hard dat haar maag verschoof; ze legde de hand op de knobbel en probeerde het voetje te pakken…
‘Cass.’
Haar ogen gingen open. Maanlicht op de wanden. Het tikken van het fornuis.
Ruby had zich op één arm opgedrukt en tikte op haar schouder. ‘Alles goed? Je lag te kreunen.’
‘Ja, best.’ Cassandra ging met een ruk rechtop zitten. Ze voelde aan haar buik. ‘O, mijn god, ik heb zo vreemd gedroomd. Ik was zwanger, hoogzwanger. Mijn buik was enorm en strak en alles was zo levensecht.’ Ze wreef in haar ogen. ‘Ik zat in de ommuurde tuin en de baby begon te schoppen.’
‘Dat komt door al ons gepraat over Mary’s baby en Rose, en gouden eieren; het loopt allemaal door elkaar heen.’
‘Om maar niet van de wijn te spreken,’ geeuwde Cassandra. ‘Maar het was zo echt; het voelde precies alsof het werkelijk was. Ik had het heel ongemakkelijk en warm, en toen de baby schopte, deed dat pijn.’
‘Je schildert een heerlijk beeld van zwangerschap,’ zei Ruby. ‘Ik ben blij dat ik het nooit heb geprobeerd.’
Cassandra glimlachte. ‘De laatste maanden is er weinig lol aan, maar uiteindelijk is het wel de moeite waard hoor. Het moment waarop je eindelijk een klein nieuw leven in je armen houdt.’
Nick had gehuild in de verloskamer, maar Cassandra niet. Ze was te zeer in het moment gebleven, ze was te veel onderdeel van dat machtige ogenblik om zo te reageren. Huilen zou een tweede niveau van gevoel gevergd hebben, het vermogen om uit de gebeurtenissen te stappen en ze in een breder verband te zien. Cassandra ’s ervaring was daar te rechtstreeks voor geweest. Ze voelde zich van binnenuit branden van een duizelig soort vreugde, alsof ze beter dan ooit kon horen en zien. Ze kon haar eigen bloedsomloop horen pompen, ze hoorde het gonzen van de lampen aan het plafond en de ademhaling van haar nieuwe baby.
‘Om je de waarheid te zeggen, bén ik een keer zwanger geweest. ‘Maar dat heeft maar vijf minuten geduurd.’