De vergeten tuin(188)
‘Wat kunnen we anders doen? Je denkt toch niet dat we haar in dat huisje kunnen opsluiten?’ Het was als grapje bedoeld, maar ze lachte niet.
‘Ik dacht aan New York.’
Nathaniel trok zijn wenkbrauwen op.
‘We hebben het al eerder over een vakantie aan de andere kant van de Atlantische Oceaan gehad. Ik vind dat we daar eens werk van moeten maken.’
‘Weggaan uit Engeland?’
Rose knikte licht, maar beslist.
‘Maar ik heb verplichtingen. We hebben het ook over een gouvernante voor Ivory gehad.’
‘Ja, ja,’ zei Rose ongeduldig. ‘Maar het is hier niet veilig meer.’ Ze benadrukte de laatste twee woorden.
Nathaniel gaf geen antwoord, maar dat hoefde ook niet. Zijn gezicht sprak boekdelen. De kleine ijspegel in Rose’ hart werd harder. Hij zou het wel van haar kant leren zien, dat deed hij altijd. Vooral als hij bang was dat ze op de rand van een zenuwinzinking balanceerde. Het was betreurenswaardig om Nathaniels toewijding tegen hem te gebruiken, maar Rose had geen andere keus. Moederschap en gezinsleven waren de enige dingen die Rose’ dromen beheersten; die wilde ze nu niet in de waagschaal stellen. Toen Ivory was geboren en in Rose’ armen werd gelegd, was het net alsof hun een nieuw begin werd gegund. Zij en Nathaniel waren weer gelukkig met elkaar en spraken nooit meer over de tijd daarvoor. Die bestond niet meer. Niet zolang Eliza uit de buurt bleef.
‘Ik heb die opdracht in Schotland,’ zei Nathaniel. ‘Ik ben er al aan begonnen.’ Rose bespeurde barsten in zijn stem die ze groter zou maken tot zijn weerstand het begaf.
‘En natuurlijk moet je de kans krijgen om die af te maken,’ zei ze. ‘We halen gewoon de Schotse afspraak naar voren en direct na terugkeer vertrekken we. Ik heb al drie plaatsen geboekt op de Carmania.’
‘Je hebt al geboekt.’ Het was meer een constatering dan een vraag.
Rose’ toon werd wat vriendelijker. ‘Het is het beste, Nate. Dat moet je begrijpen. Het is de enige manier waarop we ooit veilig kunnen zijn. En denk je eens in wat zo’n reis voor je loopbaan kan betekenen. Misschien komt The New York Times wel met een verhaal. De zegerijke terugkeer van een van de talentvolle zonen van de stad.’
Verstopt onder grootmoeders favoriete rotanstoel fluisterde Ivory de woorden tegen zichzelf. ‘New York.’ Ivory wist wel waar York was. Toen ze een keer naar het noorden, naar Schotland reisden, waren zij en mama en papa een poosje gestopt in York, bij een van grootmoeders vriendinnen. Een stokoud dametje met een ijzeren bril en ogen die altijd maar leken te huilen. Maar mama had het niet over York, dat had Ivory duidelijk gehoord. Néw York, had ze gezegd, ze moesten gauw naar New York gaan. En Ivory wist waar die stad lag. Die lag helemaal aan de andere kant van de zee, de stad waar papa was geboren en waarover hij verhalen vol wolkenkrabbers en muziek en auto’s had verteld. Een stad waar alles blonk van nieuwigheid.
Een vlok hondenharen kriebelde Ivory’s neus en ze moest haar best doen niet te niezen. Het was een van haar meest indrukwekkende trucjes, het vermogen om niezen tegen te houden, en mede daardoor was ze iemand die zich uitstekend kon verstoppen. Ivory vond het zo leuk om zich te verstoppen dat ze het soms alleen maar deed om zichzelf een plezier te doen. Alleen in een kamer verstopte ze zich wel eens puur voor het genoegen om te weten dat zelfs de kamer was vergeten waar ze zat. Dat de kamer gewoon zijn lege luchtstroom om haar heen had hervat alsof ze deel uitmaakte van het meubilair.
Maar vandaag had Ivory zich verstopt met een bedoeling. Grootvader gedroeg zich merkwaardig. Meestal kon je er wel op rekenen dat hij zich afgezonderd hield, maar de laatste tijd verscheen hij steeds waar Ivory ook was. Altijd met die kleine bruine camera van hem. Dan wilde hij foto’s van haar maken met dat kapotte popje van hem. Ivory hield niet van dat popje met zijn afschuwelijke knipperogen. Dus hoewel mama zei dat ze opa moest gehoorzamen, dat het een grote eer was als je foto werd gemaakt, verstopte Ivory zich liever.
Als ze aan dat popje dacht, kreeg ze de kriebels, dus probeerde ze maar aan iets anders te denken. Iets wat haar blij maakte, zoals het avontuur dat ze had gehad toen ze met papa door de doolhof liep. Hij had vlug gelopen en eerst dacht ze dat hij misschien een rijtuig zou nemen om van iemand een portret te gaan schilderen. Alleen had hij helemaal geen schilderspullen bij zich en ook droeg hij niet helemaal dezelfde kleren als wanneer hij een belangrijke afspraak had. Ivory had gezien hoe hij het gras over stevende, de kant op van het hek van de doolhof. En daarna wist ze precies wat hij ging doen; hij kon namelijk niet goed doen alsof.
Ivory had zich geen twee keer bedacht en was snel achter papa aan gegaan en hem door het hek van de doolhof gevolgd, de donkere, smalle tunnels in. Ivory wist namelijk dat de mevrouw met het rode haar, die haar het geschenk had gebracht, aan de andere kant woonde.