De vergeten tuin(184)
En langzaam maar zeker vergat hij het boek en de vreugde die de illustraties hem hadden bezorgd. Hij wijdde zijn bestaan aan het volgen van de regels van de Mountrachets. Vergat Eliza’s aanwezigheid, en toen Adeline hem verzocht het portret van John Singer Sargent dienovereenkomstig aan te passen, droeg hij bereidwillig, zij het zonder vreugde, de schande om te knoeien met het werk van de meester. Het kwam Nathaniel voor dat hij inmiddels zo veel principiële grenzen aan zijn laars had gelapt, dat eentje meer geen kwaad kon.
Nathaniel bereikte de open plek in het midden van de doolhof en een stel pauwen nam hem even op alvorens hun weg te vervolgen. Hij liep voorzichtig om de metalen ring heen, die dreigde je te laten struikelen, en betrad vervolgens de lange, smalle, rechte gang die het begin was van de weg naar de verborgen tuin.
Nathaniel verstijfde. Hij hoorde takjes breken en lichte voetstappen. Zwaarder dan die van pauwen.
Hij bleef staan en draaide zich vlug om. Daar flitste iets wits. Hij wérd gevolgd.
‘Wie is daar?’ Zijn stem klonk heser dan je zou verwachten. Hij dwong er wat kracht in. ‘Ik sta erop dat je uit je schuilplaats komt.’
Er viel een korte stilte en daarna kwam zijn achtervolger tevoorschijn.
‘Ivory.’ Nathaniel slaakte een zucht van verlichting. Zijn opluchting maakte snel plaats voor consternatie. ‘Wat doe je hier? Je weet toch dat je niet door het hek van de doolhof mag?’
‘Alsjeblieft, papa,’ zei het kleine meisje. ‘Mag ik mee? Davies zegt dat er aan de andere kant van de doolhof een tuin is waar alle regenbogen van de wereld beginnen.’
Nathaniel voelde zich onwillekeurig gegrepen door het beeld. ‘O ja?’
Ivory knikte met het soort kinderlijke ernst waarvan Nathaniel in de ban was. Hij keek op zijn vestzakhorloge. Adeline zou over een uur terug zijn omdat ze graag zijn vooruitgang met het portret van lord Haymarket wilde zien. Er was geen tijd om Ivory naar huis te brengen en dan weer terug te keren. En je wist maar nooit wanneer zich een volgende gelegenheid zou voordoen. Hij krabde zuchtend aan zijn oor. ‘Kom dan maar mee, kleintje.’
Ze volgde hem op de voet en neuriede een liedje waarin Nathaniel ‘Oranges and Lemons’ herkende. God mocht weten van wie ze dat nu weer had geleerd. Niet van Rose, die zich nooit een tekst of een melodie kon herinneren. Ook niet van Adeline, voor wie muziek weinig betekende. Van een van de bedienden natuurlijk. Bij gebrek aan een gouvernante bracht zijn dochter veel tijd door bij het personeel van Blackhurst. Het was maar de vraag wat voor dubieuze vaardigheden ze inmiddels nog meer onder de knie had.
‘Papa?’
‘Ja?’
‘Ik heb weer een plaatje in mijn hoofd gemaakt, precies zoals u het me hebt geleerd.’
‘O ja?’ Nathaniel duwde een zwervende braamtak opzij zodat Ivory kon passeren.
‘Het was van het schip waarop kapitein Ahab zat. En de walvis zwom net voorbij.’
‘Wat voor kleur hadden de zeilen?’
‘Wit natuurlijk.’
‘En de walvis?’
‘Loodgrijs.’
‘En waar rook het schip naar?’
‘Naar zout en zweet en stinkschoenen.’
Nathaniel trok geamuseerd zijn wenkbrauwen op. ‘Dat kan ik me voorstellen.’ Het was een van hun lievelingsspelletjes, dat ze vaak speelden op middagen die Ivory in zijn atelier doorbracht. Het was een verrassing voor Nathaniel geweest om te merken dat hij zo van het kindergezelschap genoot. Ze maakte dat hij anders naar de dingen keek, eenvoudiger, op een manier die nieuw leven in zijn portretten bracht. Ze vroeg dikwijls wat hij deed en waarom hij het deed, en daarom was hij gedwongen dingen uit te leggen waarover hij al heel lang niet had nagedacht: dat je moet tekenen wat je ziet, niet wat je je verbeeldt; dat elk beeld louter en alleen bestaat uit lijntjes en vorm; dat kleur zowel onthult als verbergt.
‘Waarom lopen we door de doolhof, papa?’
‘Er woont iemand aan de andere kant die ik moet spreken.’
Ivory moest dat even verwerken. ‘Is het een persoon, papa?’
‘Natuurlijk is het een persoon. Dacht je soms dat papa een afspraak met een beest had?’
Ze sloegen een hoek om, daarna direct weer een, en Nathaniel moest denken aan de knikker die door de bochten en afslagen van de baan rolde die Ivory in de kinderkamer had gemaakt, zonder veel invloed op zijn eigen bestemming. Dat was natuurlijk een malle gedachte, want wat deed hij vandaag anders dan zijn lot in eigen handen nemen?
Ze sloegen voor het laatst af en kwamen bij het hek van de verborgen tuin. Nathaniel bleef staan, zakte op zijn hurken en pakte de knokige schoudertjes van zijn dochter in zijn handen. ‘Goed, Ivory,’ zei hij voorzichtig, ‘vandaag heb ik je meegenomen door de doolhof.’